Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

zondag 20 april 2008

Aantek (VI). Leven in meervoud: perspectieven op ‘kiezen’

.
Aantekeningen ter gelegenheid van een lezing voor de Volksuniversiteit, op 18 april 2008, met als titel: ‘De stad: leven in meervoud’


Maand van de filosofie heeft dit jaar als thema: de stad. Echter, ik weet niet hoe er een filosofisch onderwerp van te maken. Ben geen socioloog. Ik kan niet iets zinnigs zeggen over hoe ‘men’ de stad ervaart. Ik kan slechts uitgaan van ervaringen van mijzelf en van mensen die ik spreek. Ik waag me dan ook niet aan algemeenheden over het stadsleven.

Ik heb een forse hekel aan lieden die spreken in termen van een algemeen ‘wij’, waarbij ze óf hun eigen ervaring op ontoelaatbare wijze uitvergroten tot iedereen, óf een verhaal houden over een groep mensen waar ze zich zelf niet toe rekenen. Vooral de laatsten zijn buitengewoon ergerlijk. ‘Wij consumptie-verslaafden’. ‘Wij gedesoriënteerden’. ‘Wij onverschilligen’. ‘Wij werknemers’ (terwijl men zelf adviseur is...) Etc. Spreek voor jezelf, of hou je mond, zou ik zeggen, maar denk niet voor mij. Of doe je huiswerk. De culturele discussie zou beter af zijn met minder ‘ge-wij’.

Wat mij betreft is het thema voor deze maand een verkeerde keuze geweest. De stad: voor historici, sociologen, kunstenaars een prima thema. In filosofisch opzicht levert het weinig op om over deze grootheid na te denken. De ‘filosofische’ teksten die ik heb gelezen en gehoord waren dan ook voornamelijk historisch of moralistisch van aard. (En zoals bekend, is moraliseren de toevlucht voor gebrek aan kennis.) Of het betrof een uitgebreide column, - iets wat door iedereen geschreven kan worden. Allemaal aanwijzingen dat ‘de stad’ niet echt voer is voor filosofen.

Hoe te kiezen? Dat leek me een geschikt alternatief. Deze vraag stel ik namelijk mezelf bij uitstek in de stad. Om voor de hand liggende redenen. Er is een grote verscheidenheid, aan mensen, aan producten, aan leef- en denkwijzen, etc etc. (Al kun je je in Nederland afvragen of er in dat opzicht wel echt sprake is van niet-stad. Leven we niet in een landgroot suburbia, met hier en daar een stadskern? Nergens is het stadsaanbod verder dan een half uur rijden. Wil ik de niet-stad ervaren, dan moet ik buiten de grenzen.)

Hoe te kiezen? De stad is een smeltkroes van verschillen en tegelijk een bron van wrijvingen en conflicten. Zij verleidt en verwart. Druk, complex en gevarieerd: het maakt de stad aantrekkelijk én lastig. Stedelingen zijn kruispunten van meerdere identiteiten. De grote stad is een opeenhoping van keuzemogelijkheden. Voor de één een feest, voor de ander een bezoeking: teveel keuzen. Wat te doen met al die opties? Hoe eenvoudig is het om stadbewoner te zijn? Hoe jezelf te blijven of te worden in een stad? Waaraan je te oriënteren?

Ik zal de keuzevraag onderzoeken door er verschillende perspectieven op los te laten. Filosofen beschouw ik als belichaamde perspectieven: zij laten elk op hun eigenwijze manier een aspect van de menselijke werkelijkheid zien. En bij sommigen speelt ‘kiezen’ een rol. Een 6-tal perspectieven zal ik opvoeren, te weten: Sartre, Taylor, Badiou, Levinas, Sloterdijk en Kierkegaard.
[meer tekst wordt vervolgd]

vrijdag 18 april 2008

Aantek (V): mijn woede

.
Wat mij woedend maakt, nog steeds, is hoe religie mijn leven heeft gedomineerd en verpest. Hoe graag zou ik gewild hebben dat zij geen rol had gespeeld in mijn jeugd en opvoeding. Ik ben voornamelijk bezig geweest, nadien, om die opvoedingservaring uit mijn leven te bannen en zo te transformeren dat ik er geen last meer van zou hebben. Hoe graag had ik een ander leven geleid en me met andere onderwerpen bezig gehouden!
Wat me ook woedend maakt, is dat ik uit mijn dorp naar de grote stad ben gevlucht om te ontsnappen aan de benauwdheid en bekrompenheid van religie. En wat gebeurt? In de grote stad komt het dorp naar mij toe, inclusief religie en haar kleingeestigheid. Ik kan er niet aan wennen dat Amsterdam in toenemende mate weer een religieus dorp aan het worden is. In Nederland is Amsterdam de enige plek waar ik lange tijd heb willen wonen. En dan dit...
Er is dus geen ontkomen aan. Of ik zou moeten emigreren naar omgevingen zonder deze religieuze belastingen. New York bijvoorbeeld. Als ik nog jong zou zijn zou ik dat waarschijnlijk ook hebben gedaan. Waarom zou ik mijn ergernis moedwillig blijven voeden? Maar goed, die omschakeling heb ik er nu niet meer voor over.
Wat dan? Ik heb geprobeerd om een soort omgangsvorm te vinden die het midden houdt tussen negeren en beleefde interesse. Deze zelfpacificatie heeft een tijdje gewerkt. Ik heb haar zelfs productief weten te maken door rustig te werken aan een alternatief: filosofie en levenskunst. Ik merk echter dat die woede er nog steeds zit, als een ondergrondse vernietiger én ook geweldige energiebron, welke ik onbenut laat zolang ik mijn woede eronder houd.
Gebeurtenissen in dit nieuwe millennium hebben mijn woede weer uit haar kunstmatige slaap gewekt. Met name ’11 september’ en de moord op Theo van Gogh (op een paar honderd meter van waar ik woon). En er zijn nauwelijks dagen die niet doen herinneren aan deze ingrijpende gebeurtenissen.
De islamisering van het nieuws, zowel lokaal als wereldwijd, heeft een merkwaardig effect: zij heeft mijn woede geactualiseerd, - treurig maar waar. Eerder meende ik dat mijn woede ouderwets was, een achterhoedegevecht, gericht tegen oud-strijders van het orthodoxe christendom: nog even wachten, mijn ongenoegen uithouden (desnoods mijn leven lang), want de bron van ergernis zou binnen afzienbare tijd zijn uitgestorven. In ieder geval had het geen zin, zo meende ik, om er nog langer een cultureel issue van te maken. Filosofen als Nietzsche en schrijvers als Wolkers hadden reeds hun gal gespuwd; wat daar nog aan toe te voegen? Het zou niet meer zijn dan een privé-oorlogje, slechts interessant voor een minuscuul groepje ingewijden uit de bijna voltooid verleden tijd. Beter om de woedeverwerking binnenkamers te houden, het liefst nog binnenshoofds, want wie van de mensen waar ik mee om wil gaan zouden zich hier nog druk over willen maken?
Dit veranderde met de ‘retour à la religion’ in het multiculturele tijdperk, de globalisering die ook mijn woon- en werkstad massaal aandoet. Wat ik gehoopt had bleek ijdel, ja erger nog, mijn oude woede bleek hyperactueel te zijn geworden. Een schrikbeeld waar ik maar niet aan wil wennen. Terwijl ik mijn woede jegens de religie van mijn opvoeding zo goed als verwerkt en gepacificeerd heb (zoals ik ook met mijn ouders en familie weer een goede band heb), dient zich een nieuwe woedefactor aan: de islam. Teruggeworpen in mijn jeugd, maar nu op wereldschaal en allerminst van plan om weg te kwijnen.
Bijkomend, maar niet onbelangrijk: mijn zoontje. Hem wens ik van ganser harte een bloeiende toekomst in een optimale omgeving.
Wat doe ik ermee? Hoe deze oude, hernieuwde woede productief te maken?

Gelukkig is woede niet alles...

woensdag 16 april 2008

Aantek (IV): Leren van het leven & toekomstig denken

.
Heb me voorgenomen om de komende tijd in kaart te gaan brengen wat ik ondertussen van & over het leven geleerd heb. Hoe dat filosofisch te verwoorden? Het laatste volgt niet dwingend uit het eerste, uiteraard. Ik zou het onderzoek naar wat ik geleerd heb ook heel persoonlijk kunnen houden (in de vorm van een autobiografie bijvoorbeeld), of in een literaire verhaalvorm. Ik zou het ook beeldend kunnen aanpakken. En zo zijn er nog wat mogelijkheden. Filosofie heeft vooralsnog mijn voorkeur. Waarom, en hoe ziet dat er dan uit?

Ik bivakkeer al bijna een halve eeuw op deze aardkloot. Wat ben ik ondertussen wijzer geworden van het leven? Bij enig nadenken over deze vraag stuit ik op een berg ervaringen, gebeurtenissen, indrukken, ideeën, opvattingen, kennis... Een fluctuerende warboel. Er lijkt weinig orde te spreken uit deze kluwen. En het is de vraag of die orde er ooit zal komen. Is niet juist veel vloeiend of onzeker geworden in de loop van de tijd? En ook: is het wel gewenst is om die kluwen op orde te brengen? Misschien dat vragen nog het beste passen bij dit ‘Durcheinander’.

(Ik vraag me even nog niet af wat de zin of haalbaarheid is van dit onderzoek. Het zou goed kunnen dat ik er dan in het geheel niet aan ga beginnen.)

Dit onderzoek zou ik willen doen met het oog op een levenswijze en cultuur met toekomst . Zou dat niet ook moeten gebeuren in een taal die vooruitwijst? (Is dat mogelijk? Is niet alle taal geworteld in herinnering?) Dat zou betekenen: zo min mogelijk teruggrijpen op denkwijzen die terugbuigen naar het verleden. Voorbij denkschema’s en begrippen die uit een voorbije tijd stammen. Voorbij de traditionele levensovertuigingen denken, - waar onze wereld nog van vergeven is. Wellicht ontkomen we dan niet aan de vraag, waarom er sprake is van ‘voorbij’. Belangrijker blijft evenwel het toekomende in het nu. We worden teveel gedomineerd door wat we achter ons zouden moeten laten liggen, zeker in deze tijd van een massieve ‘retour à la réligion’. Het nieuws van de dag is ontstellend veel verleden tijd.

Ooit zelf geboren en getogen in een traditionele levensovertuiging. Ben ik ondertussen in staat om er voorbij te denken?

Het nadeel van de toekomst is ook haar voordeel: er valt weinig met zekerheid over te zeggen. Ruimte voor denkexperimenten dus. Waarom dan onderzoeken wat ik ondertussen van en over het leven heb geleerd? Om niet volstrekt utopisch te denken, in de onwaarschijnlijke zin. Om enige praktische wijsheid op te doen die het onderscheidingsvermogen scherpt. En misschien ook om in de ervaring met het heden toch enige aanwijzingen te vinden voor wat mogelijk en wenselijk is.

Om in kaart te brengen wat ik ondertussen van/over het leven geleerd heb, zal het nodig zijn om concepten & perspectieven te benutten dan wel te creëren.
Zoals:
. de vraag naar vooruitgang
. opgeruimd gemoed
. levenskunst
. (seculiere) religie
. experimenteel ethos

vrijdag 11 april 2008

db (vanaf 11 april 2008)

.
14 april 2008
Opvoeden, hoe doe je dat? Het blijkt nog niet zo eenvoudig.
Opvoeden is uiteraard iets anders, of in ieder geval méér dan alleen maar leuk met hem spelen en toekijken hoe mooi de kleine zich ontwikkelt, wat hij nu weer kan, hoe hij taal leert, etc.
Al enige tijd is ‘nee’-zeggen een thema, niet alleen door Harrie, maar ook door zijn ouders. Ik moet toegeven, dat vond ik geen gemakkelijke kwestie, al begin ik eraan te wennen. Grenzen stellen, maar ook: iets gedaan krijgen (bijvoorbeeld groente eten). En leren gehoorzamen. Hoe doe je dat? Wat dan te zeggen? Hoe streng wil/moet ik zijn?
Wat ik ondertussen al wel begrepen heb, is het belang van consequent zijn. Niet het ene zeggen en het andere doen. Niet iets beloven en dan niet nakomen. Niet zeggen dat Harrie iets moet opeten en het volgende moment (bij een eerste piep of weigering) dan maar toegeven.
En soms is het gewoon nodig om tegen de wil van Harrie iets anders te doen. Bijvoorbeeld iets gevaarlijks afpakken. Of aankleden. Of verschonen. Het heeft geen zin om daar dan een vraag van te maken. Het gaat dan meer om het hoe.
In het verkeer met volwassenen ben ik niet gewend om nadrukkelijk tegen de wil van een ander in te gaan. In het dagelijkse opvoeden is het soms onvermijdelijk. Blijft de vraag hoever je kunt of moet gaan.
Eten is een van die kwesties waar we nog niet uit zijn. Harrie is de laatste tijd geen groenteliefhebber. We bedenken van alles om hem dagelijks toch iets van groente te laten eten. Zoals eerst de groente op tafel, en daarna pas pasta of rijst. (Zo niet, dan begint hij aan de tagliatelle en komt het niet meer van groente eten.)
Soms helpt het om tegen Harrie te zeggen: eerst deze sperzieboontjes opeten; dan krijg je daarna vis (wat hij heel lekker vindt, maar ook niet altijd...). Bij het zien en ruiken van de vis eet hij de boontjes dan alsnog op. (Is dat een goede manier? Hij zal er niet door van boontjes gaan houden, misschien wel het tegendeel...)
Soms ook werkt het allemaal niet. Een poosje geleden probeerde ik hem eerst kapucijners te laten eten, maar dat wilde hij niet. (Toegegeven, ze zijn ook niet de lekkerste groente, maar hij at in die tijd wel af en toe bruine bonen; dus ik dacht, dat lijkt erop). Ik wilde het dit keer niet te snel opgeven en wilde hem er toch wat van laten opeten, al was het maar een paar. Maar hij bleef weigeren, wat er verder ook op tafel kwam als lokkertje. Het kwam zo ver dat hij verder niets gegeten heeft...
Later die avond dacht ik dat hij het wellicht echt niet lustte. Ik voelde me schuldig dat ik zo had aangedrongen en vreesde dat hij de volgende ochtend een hekel aan me zou hebben. Dat viel gelukkig mee. Maar dat vasthouden van mij om hem per se iets te laten eten waar hij geen trek in heeft heb ik losgelaten. Heeft geen zin. Als er nu een groente op tafel komt, en hij wil die niet eten, dan ga ik niet aandringen.
Aan Irma, een schoonzus (iemand met ruime ervaring in het kinderwezen), vroeg ik wat te doen als hij geen groente wil eten. Vooral niet forceren, was haar antwoord. Eten moet iets aangenaams blijven en geen must worden. Daar zit wat in. Zou ik ook zelf niet anders willen.
Het is mooi om te zien hoe eigenzinnig onze kleine meneer kan zijn! Heel goed. Zeer te waarderen, die eigen wil, - al zou het fout zijn om die eigenzinnigheid alsmaar te honoreren; hij zou onuitstaanbaar worden. In een Frans blad las ik een interview met een vooraanstaande opvoedkundige. Een van zijn adviezen luidde: ‘Frustrez votre enfant’. Het klinkt bot, maar ik kan me er iets bij voorstellen. Op z’n minst is van belang om je kind te durven frustreren.
Het blijft een onzekere zaak, opvoeden. Gelukkig blijken vrijwel alle ouders die ik spreek het geen eenvoudige taak te vinden. Wat je ooit zelf hebt ondergaan (met genoegen of juist niet), moet je nu opeens met je eigen kind gaan doen. Opgegroeid zijn in de jaren 60/70 maakt het er niet eenvoudiger op. De oude manier van opvoeden stond toen immers ter discussie. Wat dan nu te doen? Is mijn eigen opvoeding wel of geen voorbeeld?
En wat is dat eigenlijk, opvoeden?
Ondertussen leert Harrie in een sneltreinvaart de taal en wordt het ook steeds gemakkelijker om iets uit te leggen of om te horen wat hij wel of niet wil en waarom. Net een mens.


11 april 2008

Ben sinds begin deze maand begonnen met een nieuwe rubriek, ‘Aantek’. Ik heb er verschillende bedoelingen mee.
Het betekent ruimte voor aantekeningen over kwesties die me bezighouden, die me aan het hart gaan. Schrijfsels die gelezen willen worden. Aantekeningen maak ik al heel lang. Mijn computer zit er vol mee. Maar ze blijven zo ‘in limbo’, zonder verdere ontplooiing, zonder vruchtbaarheid. Evenmin weet ik wat een gedachte te betekenen heeft wanneer ik er anderen niet mee lastig val. Met risico van onverstoorde eigenwijsheid. En waarom zou ik gedachten voor mezelf houden? Circuleren! Disseminatie! Kritische reflectie! Transformatie! – allemaal moeilijk voorstelbaar zonder contact in de buitenlucht.
Bijkomend voordeel: de vorm biedt de gelegenheid om gemakkelijker te schrijven. Het hoeft allemaal nog niet duidelijk te zijn. Een soort denkschetsen, vingeroefeningen, voorlopige positiebepalingen. Studies eventueel. ‘Aantek’ als werk-in-wording. Broedplaats. Laboratorium.
En last but not least: samen met de andere schrijfvormen biedt ‘Aantek’ me de gelegenheid om te ontlasten, te ontledigen. Er moet het een en ander uit. Als een vochtophoping in mijn denklichaam die een uitweg zoekt. Om plaats te maken. Schrijven om een paar obsessies kwijt te raken, om ze onder woorden te brengen en te toetsen aan reacties. Expressivisme. ‘Aantek’ biedt een prima vorm daarvoor.
Ik heb mezelf een termijn gesteld. In die tijd wil ik mezelf bevrijden van een aantal preoccupaties. Er heeft zich nogal wat opgehoopt. Het zit me ondertussen in de weg. Tijd dus om ruimte te scheppen voor een leven zonder die gedachten met verwachtingen. Tijd voor zelfverlossing. Ben benieuwd om het lukt mijn eigen verloskundige te zijn. Alhoewel: anderen mogen een handje helpen.
We zullen zien wat het oplevert.

dinsdag 8 april 2008

Aantek (III): Het kinderloze denken

.
Hoe vitaal en levenslustig is filosofie? Gemeten naar de mate waarin liefde, erotiek en de natuurlijke gevolgen daarvan onderwerp van denken zijn, valt het ergste te vrezen. In filosofie lijkt het wel alsof we allemaal bij toverslag ter wereld zijn gekomen. Er wordt zeer zelden gewag gemaakt van voortplanting, terwijl het toch een onverbiddelijke noodzaak is voor ons bestaan. Immers, zonder mijn ouders zou ik er niet zijn, en dat geldt ook voor mijn nageslacht, -allemaal te evident om over het hoofd te kunnen zien. Procreo ergo sum. En toch, er is nauwelijks een spoor van te vinden in filosofie. Hoe kunnen lichamelijkheid, seksualiteit en voortplanting geen issue zijn? Wat is de reden dat ze er zo bekaaid van af komen in filosofie?

Hoeveel van de beroemde filosofen hebben zich daadwerkelijk voortgeplant? Hoeveel van hen hebben ooit een poepluier bij de hand gehad, behalve toen ze zelf nog klein en hulpeloos waren? Hebben niet velen van hen een kinderloos leven geleid? Ik denk aan: Plato, Epicurus (de vader van het hedonisme), Epiktetos de stoïcijn, Augustinus, Thomas van Aquino (de huisfilosoof van de katholieke kerk), Erasmus, Leibniz, Spinoza, Kant, Schopenhauer (‘het ergste komt nog’), Kierkegaard, J.S. Mill, Nietzsche, Wittgenstein, Sartre (de kampioen van het vrijheidsdenken), De Beauvoir, Arendt, Foucault, Irigaray (de denkster van seksuele differentie), Deleuze,... Toch geen onbelangrijke namen in de geschiedenis van de filosofie!

Wat betekent het dat een flink deel van een cultuurbepalende elite kinderloos dacht? Er is nauwelijks een cultuurgebied te noemen waarin zo’n groot percentage van de grootheden zich niet heeft voortgeplant. (Behalve wellicht in sommige spirituele tradities – zoals de katholieke kerk en het boeddhisme.) Hoe gezond is dat voor de cultuur? Wat betekent het voor het mens- en wereldbeeld dat in filosofie wordt geëxploreerd? Is ascetisme een basistrek van het Westerse denken? Hoe levenliefhebbend is het denken dat zich niet bekommerd om hetgeen in het leven van de meeste mensen een hoofdrol speelt?

Wat is het belang voor filosofen, voor filosofie, om kinderloos te denken?

zondag 6 april 2008

Aantek (II): perspectivisch denken & experimenteel ethos

.
Filosofen: belichaamde perspectieven.

Wat we van denkers kunnen leren: concepten (welke iets denkbaar maken) en perspectieven (welke een blikrichting bepalen).
Het gaat er niet langer om alles te willen verklaren of begrijpen, door het binnen één samenhangend geheel te denken, maar om op het bestaan een perspectief los te laten en te ‘ontdekken’ wat er aldus zichtbaar wordt. Andere perspectieven zullen weer andere aspecten doen oplichten. Het aantal perspectieven is onuitputtelijk.

Een mooi voorbeeld van een perspectivische wijze van filosoferen is Peter Sloterdijk.
Het lijkt erop dat Sloterdijk telkens een begrip neemt (zoals ‘woede’, ‘sferen’ en ‘kynisme’), dat omsmeedt tot een perspectief en kijkt hoever hij ermee kan komen om mens en wereld, cultuur en geschiedenis te duiden. Daartoe brengt hij een schat aan gegevens in stelling (zowel gebeurtenissen als theorieën), en selecteert een terminologie, of creëert haar, om dat perspectief operationeel te maken.

Perspectieven (en dus filosofie) verrijken mijn leven: hoe meer ik weet, hoe meer ik zie. Filosofen als reisgidsen die mijn eigen stad telkens anders doen zien, wat ik eerder niet zag.

Wat mij verder vooral interesseert, om te onderzoeken, is wat dit perspectivisme veronderstelt. Binnen welk kader zijn oefeningen in perspectivisme zinvol?
Het lijkt mij een hoofdingrediënt van een levenswijze en van een cultuur met toekomst.

Perspectivisch denken veronderstelt een experimenteel ethos, een dat zich niet bij voorbaat vastlegt, ruimte laat voor andere optieken en ook bereid is om deze te onderzoeken.

(Ik zie het niet als mijn taak om perspectieven te creëren en te exploreren (anderen zijn daar veel beter in), maar om ze te benutten, en richt mijn blik op het experimentele ethos. Levenskunstig gesproken: om een mobiele geest en een opgeruimd gemoed te cultiveren.)

Naast een experimenteel ethos veronderstelt het perspectivisme een vergaande vorm van metabewustzijn: in staat zijn om met enige afstand te bezien hoe het menselijk bewustzijn functioneert. (Ook hiervan is Sloterdijk een opmerkelijke, vaak briljante illustratie.)

Het moderne metabewustzijn is in het Europese denken pas goed van de grond gekomen met de kritische filosofie van Kant. In plaats van alle kaarten op het gekende te zetten, onderzocht Kant immers in eerste instantie de kenner: niet om hem te zuiveren (opdat hij het object van kennis zo helder mogelijk zou kunnen zien), maar als conditio sine qua non voor de vraag naar zekere kennis, - knowledge is in the eye of the beholder. Deze kritische zelfbeschouwing van de rede heeft aangezet tot een ontmaskering en bevrijding van een argeloosheid die je ook zou kunnen duiden als betoverd door de magie van het denken.

Het moderne metabewustzijn valt moeilijk anders te duiden dan als een beslissende stap in de ontwikkeling van de mensheid. Ook wel ‘Verlichting’ geheten, indien opgevat als bewustwording van het functioneren van het menselijk bewustzijn in een cultureel-historisch proces.

Critici van de Verlichting (behalve de onnozele) zijn kruiwagens van de voortschrijdende Verlichting. Alle ‘meesters van de argwaan’ (Darwin, Marx, Nietsche, Freud) waren Verlichtingsmeesters.

woensdag 2 april 2008

Aantek (I): intro

.
‘Aantek’
In deze schetsen en fragmenten wil ik de kwesties onderzoeken die mij bezighouden: een levenswijze en een cultuur met toekomst. Hoe levenliefhebbend te leven? (Het lijkt nu allemaal zo naargeestig, zo teruggebogen naar wat was; wie gelooft er nog in een toekomst?) Met het oog hierop ben ik nu vooral geïnteresseerd in de seculiere vraag naar religie, - een vraag met ongehoorde potentie. Plus: levenskunst opgevat als een spiritualiteit. En: de rol die kunst en filosofie zouden kunnen spelen, maar dan anders. En niet te vergeten: een nieuwe progressieve politiek; zij is immers noodzakelijk in het realiseren van een heden met toekomst.
In dit onderzoek stel ik mij op het standpunt van de post-religieuze seculier. D.w.z. iemand die religie en spiritualiteit wil onderzoeken voorbij de traditionele religies. Ik ga daarbij uit van mijn eigen existentiële vragen, behoeften en verlangens, - hoe anders? Verder probeer ik de wereldwijde ontwikkelingen die ook mij bewegen te duiden in cultureel evolutionair perspectief, - een bril die in filosofie nog nauwelijks serieus is genomen.
Het heeft even geduurd, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat het weinig zin heeft om te wachten op het moment dat ik vanuit zekerheid kan spreken. (Ja, ik bleek toch op zoek naar vaste bodem...) Als ik eerlijk blijf zal dat moment er waarschijnlijk ook nooit komen. De tijd is er niet naar. Ik vat mijzelf op als een existentiële migrant en culturele mutant: ik kom uit een orde en een manier van denken die hun tijd hebben gehad en ik weet niet waar het heen zal gaan. Waar ik vandaan kom biedt mij nauwelijks nog houvast, behalve dan als verleden tijd. Ik verkeer in verandering, en weet niet of ik nog vaste grond onder de voeten zal krijgen. Wat ik het beste kan doen is mijzelf en de wereld blijvend in verandering te denken. (Zal zij ooit nog tot rust komen? De komende tijd lijken ons slechts turbulenties te wachten te staan.)
Vandaar deze aantekeningen. En dat zullen het ook zijn: aantekeningen. In de kantlijn van mijn dagelijks leven, van ontmoetingen, van lectuur, van mijn werk als docent, facilitator en trainer, van mijn ouderschap. En aantekeningen zijn beweeglijk en lacuneus, zetten sporen uit, trekken nieuwe gedachten en invallen aan, groeien in een proces van uitzaaien en aftasten. Voor mij zijn het punten en vectoren in een universum dat coördinaten zoekt.
Het kan betekenen dat ook in blogvorm deze aantekeningen nog wijzigen. Of misschien wel: juist in blogvorm. Leent dit medium zich niet bij uitstek voor denken-in-verandering? Eerder liet ik mijn tekstjes in de computer uitrijpen voordat ik ze aan de openbaarheid prijs gaf. Dat uitrijpen wil ik nu meenemen in het blog-schrijven. Als dan toch alles schuift en beweegt, laat dit schrijven zich er dan niet van uitzonderen.
Concreet: deze aantekeningen kunnen nog veranderen. Maar laat dat lezers niet hinderen om hun commentaar te geven. Tegenstemmen werken vruchtbaar. Ik kan me slecht voorstellen dat het wijzigen zal betekenen: het tegenovergestelde beweren. Daarvoor ben ik niet jong genoeg meer. Er zal eerder sprake zijn van uitkristalliseren.
Met de hoop dat ook anderen er iets aan zullen hebben! Laat het een vindgroeve worden voor migrerende en muterende bewustzijnen!