Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 3 juni 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (17-5-09): ‘Over de dood’

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 17-5-2009. Onderwerp: Over de dood.
Enkele citaten van Plato, Aristoteles, Epicurus, Epiktetos, Marcus Aurelius en Michel de Montaigne



Plato (427-347)
‘Meen je dan dat een voornaam mens die het hele verloop van de tijd en alles wat is, overziet, het menselijk leven erg belangrijk zal vinden?’
Uitgesloten, zei hij. ‘Zo iemand zal dus ook de dood niet beschouwen als iets om bang voor te zijn, is het wel?’
Absoluut niet.

Voor een goed mens bestaat geen kwaad, niet in zijn leven en ook niet na zijn dood.

In werkelijkheid oefenen zij die echt filosoferen zich in het sterven en voor hen is de dood minder afschrikwekkend dan voor andere mensen.

Je zit ernaast als je denkt dat een man van enige waarde, hoe gering ook, zijn daden moet berekenen naar de kans op leven en dood. Hij heeft maar één ding te overwegen: zijn die daden rechtvaardig of onrechtvaardig, zijn het daden van een goed of van een slecht man.


Aristoteles (384-322)
[Ook] het feit dat de meeste mensen vluchten voor de dood, wijst erop dat de ziel leergierig is. Zij vlucht immers voor wat zij niet kent, het duistere en onheldere, maar zoekt van nature het duidelijk zichtbare en kenbare. (…) Om dezelfde reden beleven wij vreugde aan wat vertrouwd is, zowel zaken als mensen, en noemen wij de mensen die wij kennen vrienden. Dat laat duidelijk zien dat wij hechten aan wat kenbaar, duidelijk zichtbaar en helder is. En als dat geldt voor wat kenbaar en helder is, dan geldt dat noodzakelijkerwijs ook voor het kennen en het inzicht.


Epicurus (341-270)
Wanneer wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer.

Tegen alle andere dingen kan men zich beveiligen, maar wat de dood betreft wonen wij mensen in een stad zonder muren.

Zij die het vermogen hebben om zich te beveiligen tegen vreemden, leven met elkaar in het alleraangenaamste genot van het volste vertrouwen. Zij hebben de meest volledige saamhorigheid bereikt, en bewenen de dood van degene die het eerste sterft niet als iets dat deerniswekkend is.

Viervoudige remedie in Epicurisme: "Voor de goden hoef je niet te vrezen. Over de dood hoef je je geen zorgen te maken. Het goede is eenvoudig te verkrijgen. Het afschuwelijke is gemakkelijk te verdragen."


Epiktetos (ca 50 – ca 125)
Al wat bestaat is in twee categorieën te verdelen: de ene valt binnen ons bereik, de andere niet. Zaken als opvattingen en neiging, verlangens en afkeer, kortom alles waarin wij een actieve rol hebben, vallen erbinnen, maar ons lichaam, bezit, reputatie en positie – dus alles wat niet ons eigen werk is – vallen erbuiten. De eerste groep is van nature vrij en wordt door niets of niemand gehinderd of aan banden gelegd; maar wat buiten ons bereik valt, bezit geen eigen kracht, is slaafs, belemmerd en steeds van anderen afhankelijk.

Als er eens iets gebeurt wat doorgaans als ongewenst beschouwd wordt, zul je meteen verlichting vinden bij de gedachte dat het niet onverwachts gebeurt. Het geeft veel steun als je in iedere situatie kunt zeggen: `Ik wist dat ik een sterveling op de wereld had gezet.’ En net zo kun je zeggen: `Ik wist dat ik een sterveling was’, `Ik wist dat ik misschien op reis zou moeten’, `Ik wist dat ik verbannen kon worden’, `Ik wist dat ik in de gevangenis kon komen’. Als je bij jezelf nadenkt en probeert te achterhalen waar datgene wat je is overkomen vandaan komt, zul je je onmiddellijk realiseren: `Het komt uit het domein van de dingen die niet met mijn vrije wil te maken hebben, de dingen die niet van mij zijn: wat gaat het mij dus aan?’

Nooit mag je bij enig verlies zeggen: `Ik ben het kwijt’, maar: `Ik heb het teruggegeven.’ Is je kind gestorven? Zeg dan: `Het is teruggegeven.’ Je vrouw dood? Teruggegeven bedoel je. je land afgepakt? Dat is dan ook teruggegeven. `Maar een schurk heeft het me ontnomen!’ Wat kan het jou nou schelen door wiens toedoen de gulle gever het van je heeft teruggevorderd? Zolang je er van hem over mag beschikken, moet je ervoor zorgen alsof het aan een ander toebehoort, zoals gasten dat doen met een hotelkamer.

Stel je iedere dag dood, ballingschap en alles wat verschrikkelijk lijkt voor ogen; vooral de dood; en je zult nimmer een laaghartige gedachte of buitensporige begeerte hebben.

Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover. Zo is de dood op zich helemaal niet verschrikkelijk – anders had Socrates dat vast ook gevonden – maar het is onze voorstelling van de dood die ons bang maakt: we verwachten iets ergs en dus is het erg. Daarom moeten we telkens wanneer we gedwarsboomd, verontrust of gekwetst worden, nooit anderen daarvan de schuld geven maar alleen onszelf, dat wil zeggen: onze opvattingen erover.


Marcus Aurelius (121-180)
Alles wat gebeurt is even gewoon en welbekend als rozen in de lente en vruchten in de zomer. Zo is het ook met ziekte, dood, kwaadsprekerij, complotten en alles wat dwazen plezier of verdriet doet.

Laat je gedachten eens gaan over het volgende: hoe snel alle dingen verdwijnen, de lichamen weer opgenomen in de kosmos, de herinneringen eraan uitgewist door de tijd; hoe waardeloos en verachtelijk, hoe smerig, vergankelijk en dood al het zintuiglijke is, vooral wat ons lokt met de belofte van genot of angst aanjaagt met de dreiging van pijn, alles ook wat luid wordt aangeprezen door de waan van de dag; wat voor mensen dat zijn, die door hun gepraat en oordeel iemand een goede of slechte naam bezorgen. Denk er ook over na wat sterven eigenlijk is; dat, als je dat op zichzelf bekijkt en analyseert en er alles van aftrekt wat men er bij fantaseert, je het alleen nog maar kan opvatten als het werken van de natuur (en als iemand bang is voor het werken van de natuur gedraagt hij zich als een kind.

Bedenk dat iedereen alleen leeft in het heden, dit korte ogenblik. De rest is al geleefd of is nog in het ongewisse. Kort is ieders leven; klein in het hoekje van de aarde waar hij leeft; kort is zelfs de langste roem bij het nageslacht, bovendien afhankelijk van de overlevering door armzalige stervelingen, bestemd om binnen korte tijd te sterven, die zichzelf niet eens kennen, laat staan iemand die al lang dood is.

Zoals je het baden ervaart – olie, zweet, viezigheid, troebel water, allemaal even weerzinwekkend – zo is het hele leven en alles waar je mee te maken hebt.

De dood: verstrooid worden als we uit atomen bestaan, maar als de materie een eenheid is, uitgedoofd worden of overgaan naar een andere toestand.


Michel de Montaigne (1533 – 1592)
Wie de mensen leert te sterven, leert ze te leven.

Om een oordeel te vellen over het leven van een ander ga ik altijd na hoe het eind zich heeft toegedragen. Voor mijzelf is een van de belangrijkste dingen die ik in mijn leven nastreef, dat dit waardig zal eindigen, en dat betekent rustig en in stilte.