Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 25 februari 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (15-2-09): Darwin

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 15-2-2009. Onderwerp: Wie is nog bang voor evolutie?


Charles Darwin (1809 – 1882)

Ik beschik net als ieder redelijk succesvolle advocaat of dokter over een goede dosis inventiviteit, gezond verstand en beoordelingsvermogen, maar – naar mijn mening – niet in grote mate. (...) Met zulke middelmatige talenten als ik bezit, is het waarlijk verbazingwekkend dat ik op sommige belangrijke punten het geloof van wetenschappers in aanzienlijke mate zou hebben beïnvloed.

Ik was zeer orthodox en ik zal nooit vergeten hoe hartelijk ik ben uitgelachen door verscheidene officiers toen ik de bijbel citeerde als onbetwistbare autoriteit op het gebied van ethiek.

[n.a.v. aardbeving, bij Valdivia, 20 februari 1835:]
Een aardbeving maakte in één klap een einde aan onze oudste zekerheden. De wereld, het symbool van alles wat stevig is, heeft onder onze voeten bewogen als een korst boven een vloeistof. Een voorval van één seconde heeft onze geest een vreemd gevoel van onzekerheid gegeven, wat uren van nadenken niet tot stand hadden kunnen brengen.

Aan vriend, de botanicus Joseph Hooker:
Wat een boek zou een kapelaan van de duivel kunnen schrijven over de lompe, verkwistende, blunderende, lage en verschrikkelijk wrede werken van de natuur.

Ik kan mezelf niet overtuigen dat een liefdevolle en almachtige God doelbewust de Ichneumonidae [sluipwespen] heeft geschapen met de bewuste intentie dat zij levende ruspen van binnenuit opeten, of dat een kat met muizen moet spelen.

In een notitieboekje dat niet bedoeld was voor publicatie:
Oorsprong van de mens nu bewezen. – Metafysica zal er wel bij varen. – Hij die baviaans begrijpt, betekent meer voor de metafysica dan Locke.

Ik ben me ervan bewust dat de in dit werk bereikte conclusies door sommigen zullen worden uitgemaakt voor hoogst ongodsdienstig; maar hij die ze daarvoor uitmaakt, verplicht zich om aan te tonen waarom het ongodsdienstiger is om het ontstaan van de mens als een afzonderlijke soort te verklaren door afstamming van een lagere vorm, door middel van de wetten van variatie en natuurlijke selectie, dan om de geboorte van het individu te verklaren door middel van de wetten van de gewone voortplanting. De geboorte van de soort en van het individu maken beide op gelijke wijze deel van die grootse aaneenschakeling van gebeurtenissen welke onze geest weigert te aanvaarden als het resultaat van blind toeval.

Er is dikwijls met overtuiging gesteld dat het ontstaan van de mens nooit kan worden gekend; maar overtuiging komt vaker voort uit onwetendheid dan uit kennis; het zijn zij die weinig weten, en niet zij die veel weten, die zo stellig verklaren dat dit of dat probleem nooit door de natuurwetenschap zal worden opgelost.

Daar er veel meer individuen van elke soort geboren worden, dan er bij mogelijkheid in leven kunnen blijven en daar er dientengevolge een telkens terugkerende strijd om het bestaan gevoerd wordt, moet de conclusie zijn, dat elk levend wezen, indien het, hoe weinig ook, op een gunstige manier van zijn soortgenoten verschilt... een grotere kans op overleven heeft en zodoende op natuurlijke wijze geselecteerd wordt... Dit behoud van gunstige individuele verschillen en variaties en de vernietiging van die veranderingen, die schadelijk zijn, heb ik natuurlijke teeltkeus genoemd of het overleven van de geschiktsten.

Geen dier plant zich zo langzaam voort als de olifant. Ik heb enige moeite gedaan om een schatting te maken van zijn minimale natuurlijke toename: (...) na vijf eeuwen zou het aantal afstammelingen van één paar vijftien miljoen bedragen.

De theorie van de natuurlijke selectie is gegrondvest op de overtuiging dat elke nieuwe variëteit en uiteindelijk elke nieuwe soort ontstaat en blijft bestaan doordat hij in het voordeel was ten opzichte van zijn concurrenten. Daarna volgt onverbiddelijk extinctie van de minder begunstigde vormen.

En zo komen rechtstreeks uit de oorlog in de natuur, uit honger en de dood, de meest verheven voorwerpen voort die we ons kunnen voorstellen, namelijk de hogere dieren. Er is grandeur in deze kijk op het leven, met zijn verscheidenheid aan krachten, die oorspronkelijk door de Schepper zijn ingeblazen in een paar vormen, of in één vorm. En terwijl de aarde volgens de onwrikbare wet van de zwaartekracht om zijn as bleef draaien, zijn uit dit simpele begin zonder einde de prachtigste en wonderbaarlijkste vormen geëvolueerd, en ze evolueren nog steeds.

Seksuele selectie hangt af van het succes van bepaalde individuen boven andere van dezelfde sekse in relatie tot de voortplanting van de soort; terwijl natuurlijke selectie afhangt van het succes van beide seksen, op alle leeftijden, in relatie tot de algemene leefomstandigheden.

In brief aan paleontoloog Alpheus Hyatt:
Ik heb er lang over nagedacht, maar ik moet wel tot de overtuiging komen dat er geen aangeboren tendens tot progressieve ontwikkeling bestaat.

Het lijkt een hopeloze onderneming om te proberen te vergelijken of dieren van verschillende typen hoger of lager zijn. Wie beslist of een inktvis hoger is dan een bij?

Van een hogere plant kan men zeggen dat hij dominant is, als hij in een groter aantal individuen voorkomt en zich wijder verbreid heeft dan de overige planten uit hetzelfde gebied die onder bijna dezelfde omstandigheden leven.

[Enige zin over de mens in ‘Oorsprong van de soorten’:]
In de verre toekomst zie ik nieuwe terreinen voor veel belangrijke onderzoeken. De psychologie zal op een nieuw fundament worden geplaatst, dat van de noodzakelijke verwerving van alle mentale krachten en vermogens door middels van geleidelijke overgang. Er zal licht worden geworpen op het ontstaan van de mens en zijn geschiedenis.


Stephen Jay Gould

Geen enkele wetenschappelijke revolutie heeft onze vermeende zekerheden en waarheden zo volledig op hun kop gezet als de ontdekking van Darwin. De enige vergelijkbare omwenteling is de theorie van Copernicus en Galilei, die onze plaats in de kosmos heeft verlegd van het middelpunt van het heelal naar een klein, perifeer hemellichaam dat rondwentelt om een centrale zon. Deze kosmische reorganisatie heeft alleen ons idee over de plaats van ons huis veranderd. De darwinistische revolutie daarentegen heeft tot gevolg gehad dat we het idee over onze eigen betekenis en waarde moesten herzien en dat we opnieuw een antwoord moesten vinden op de vragen (voorzover de wetenschap überhaupt in staat is dergelijke vragen te beantwoorden): Wie zijn wij? Hoe zijn we hier gekomen? Hoe verhouden we ons tot andere schepselen?

Dat de darwinistische theorie van evolutie via natuurlijke selectie zo moeilijk algemeen aanvaard wordt, komt niet omdat zij zo moeilijk is te begrijpen – geen andere grote theorie kan bogen op zo’n simpele structuur van drie onmiskenbare feiten van waaruit de hele theorie vrijwel als vanzelf volgt. (Volgens een bekende en ware anekdote heeft Thomas Henry Huxley na lezing van Origin of Species over de natuurlijke selectie alleen maar gezegd: ‘Wat ontzettend stom dat ik dit zelf niet heb bedacht.’) Deze drie feiten zijn: 1) alle organismen kunnen meer nakomelingen produceren dan er in leven kunnen blijven; 2) alle soortgenoten vertonen binnen een bepaalde soort een zekere mate van variatie; 3) ten minste een deel van deze variatie wordt geërfd door het nageslacht. Uit deze drie feiten kunnen we het principe van de natuurlijke selectie afleiden: aangezien slechts een deel van alle nakomelingen in leven kan blijven, zullen (doorgaans) de overlevenden uit die varianten bestaan die het geluk hebben dat ze beter zijn aangepast aan de veranderende lokale omstandigheden.
De moeilijkheid zit hem niet in dit eenvoudige mechanisme, maar in de verstrekkende en ingrijpende filosofische gevolgen ervan – zoals Darwin zelf heel goed heeft ingezien. Het probleem is dat hier een causale theorie wordt gepostuleerd die niet – volgens de traditionele hoopvolle opvattingen – een garantie biedt op vooruitgang en die geen blijk geeft van een fundamentele natuurlijke harmonie, een inherente betekenis of enig vooraf bepaald doel. Darwins mechanisme kan alleen lokale aanpassingen opwekken aan leefomstandigheden die in de loop van de tijd op een richtingloze manier veranderen en die dus geen doel of voorwaartse richting geven aan de geschiedenis van het leven.


Daniel Dennett

De theorie van de natuurlijke selectie laat zien dat ieder biologisch kenmerk het product kan zijn van een blind, niet met voorwetenschap gezegend en niet doelgericht proces, dat berust op verschillen in voortplanting gedurende langere periodes.

woensdag 11 februari 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (1-2-09): J.S. Mill

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 1-2-2009. Onderwerp: Godsdienstkritiek: tot hoever mag het gaan?
De meeste citaten komen uit: John Stuart Mill, Over vrijheid. (1978, Boom)



John Stuart Mill (1806-1873)

De menselijke natuur is geen machine, die moet worden gebouwd naar een bepaald model (…), maar een boom die moet groeien, die zich naar alle kanten moet kunnen ontwikkelen afhankelijk van de innerlijke krachten die hem tot iets levends maken.

De enige vrijheid die deze naam verdient, is die om ons eigen welzijn op onze eigen manier na te streven, zo lang wij niet trachten anderen het hunne te ontnemen, of hun pogingen om dit te bereiken in de weg staan.

Als de gehele mensheid met één uitzondering dezelfde mening had, terwijl die ene persoon een tegengestelde opvatting koesterde, dan zou de mensheid even weinig recht hebben om die ene persoon tot zwijgen te brengen dan hij zou hebben om de mensheid het zwijgen op te leggen als hij de macht had. [...] Het bijzondere kwaad van de onderdrukking van de meningsuiting is dat daardoor de mensheid iets ontnomen wordt; het nageslacht evengoed als de huidige generatie; de mensen die zich tegen deze mening verzetten nog meer dan de aanhangers daarvan.

Het nut van een opvatting is zelf een kwestie van opvatting; even betwistbaar, even vatbaar voor twijfel, en evenzeer discussie vereisend, als die opvatting zelf.
Het [godsdienstig geloof] is een in veel opzichten leerrijk geval, en niet in het minst omdat het een treffend voorbeeld vormt van de feilbaarheid van wat men het moreel gevoel noemt; want de religieuze haat van de oprechte geloofsfanaticus is een van de meest ondubbelzinnige gevallen van moreel gevoel. De mensen die als eersten het juk braken van de kerk die zichzelf de universele kerk noemde, waren in het algemeen even weinig bereid om verschil van religieuze opvatting toe te staan als die kerk zelf. Maar toen het vuur van de strijd was gedoofd, en elke kerk of sekte werd gedwongen haar ambities te beperken tot het behouden van het terrein dat zij innam, zagen de minderheden in dat zij geen kans maakten om meerderheden te worden, en moesten zij de mensen die zij niet konden bekeren wel vragen of zij er zelf een andere mening op na mochten houden.

Tijdperken zijn evenmin onfeilbaar als individuen. In elke tijd zijn er meningen geweest die in daarop volgende perioden niet alleen verkeerd, maar ook absurd werden gevonden. Daarom is het zeker dat veel meningen die nu algemeen gangbaar zijn in de toekomst verworpen zullen worden.

Bescherming [...] tegen de willekeur van de uitvoerende macht is niet genoeg. Er is ook bescherming nodig tegen de druk van de gangbare meningen en opvattingen, tegen de neiging van de maatschappij om, met andere middelen dan het strafrecht, haar eigen ideeën en gewoontes op te leggen aan mensen die daarvan afwijken; tegen de neiging om de ontwikkeling te belemmeren en waar mogelijk het ontstaan te voorkomen van enige persoonlijkheid die niet past in het gangbare gedrag, en om alle karakters te dwingen zich naar dat ene model te vormen. Het vaststellen van die grens en het beschermen daarvan tegen inbreuk, is even onmisbaar voor een gezonde stand van zaken in het menselijk bestaan als bescherming tegen politieke despotie.

Beproef jezelf onvermoeibaar totdat je het hoogste vindt waar je toe in staat bent, je vermogens en omstandigheden in acht genomen, en doe dat dan.