Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

dinsdag 29 mei 2007

Wat te verstaan onder ‘religie’? (II)

Om te voorkomen dat de reeks commentaren en reacties op het vorige item bezwijkt onder z’n lengte en onoverzichtelijk wordt, creëer ik een deel II met hetzelfde onderwerp: ‘Wat te verstaan onder ‘religie’?, en ga verder met een reactie op een bijdrage van Isabella van Friesland (zie onder 6) over religie en autoriteit. Reacties hierop en op de meer algemene vraag: welkom! Ik blijf benieuwd naar wat u beschouwt als kenmerkend of noodzakelijk element van religie. Waar zou een seculiere religie aan moeten voldoen om als religie te worden aangemerkt?
Henk


Beste Isabella,

Dank voor je uitgebreide commentaar. Laat ik een poging doen om op je vragen en opmerkingen te reageren.

Als ik het goed heb draaien je opmerkingen voornamelijk rond de volgende elementen:
. in religie is sprake van een Hogere (morele) Autoriteit (hoger dan de gewone gelovige)
. de kennis die die Hogere Autoriteit uitdraagt is niet meedeelbaar (maar een mysterie dat geduid dient te worden en ook gewaarborgd)
. die kennis wordt gepresenteerd als De Waarheid (welke geen ruimte laat aan een meervoud aan waarheden)
. gelovigen dienen zich te onderwerpen aan de Hogere Autoriteit en zijn Waarheid

Daarnaast maak je enkele opmerkingen over het onderzoek naar een seculiere religie en over het ontzag voor al wat leeft dat typerend zou zijn voor traditionele religies.

Ik zou op de twee laatste punten willen reageren (1 en 2), op het tweede element dat jij noemt (3), plus een opmerking bij jouw vraag over morele autoriteit in een seculiere religie (4). Op de andere elementen zou ik willen ingaan in een volgende tekst. (Overigens vraag ik me af of het in een religie per se om morele autoriteit gaat. Is het religieuze slechts een bijzondere vorm van moraal? Een punt voor later.)


1.
Je schrijft: ‘Als ik je vraagstelling goed begrijp, dan leid ik daaruit af dat de weg naar Boven voor jou afgesneden is (geen Hogere Morele Autoriteit zoals in de traditionele religieuze opvattingen), maar de weg naar Beneden (subjectivisme) evenzeer.’

Het eerste ben ik met je eens: ik zie geen reden om een bovennatuurlijke werkelijkheid aan te nemen van waaruit wij mensen boodschappen zouden kunnen ontvangen die voor ons geluk en welzijn van belang zouden zijn.

Het tweede is problematischer. Op zich lijkt me een individuele zoektocht geen bezwaar. Het punt is: stuit je niet op grenzen wanneer je die zoektocht individueel blijft gaan? Biedt het gemeenschappelijke van religie niet mogelijkheden (zoals inspiratie, steun, intersubjectieve toetsing, wederzijdse betrokkenheid) die de individuele zoektocht zouden kunnen verrijken?

Een strikt individuele zoektocht lijkt me overigens vrijwel ondoenlijk; je zou dan volstrekt moeten zwijgen tegen wie dan ook over wat je aan het onderzoeken bent. Ook in zelfonderzoek ontkom je er m.i. niet aan om jezelf tot expressie te brengen (bijvoorbeeld in een dagboek); ik zou niet weten hoe je er anders achter komt wat er in je leeft of waar je naar op zoek bent. De stap naar het sociale is dan niet groot: door je kenbaar te maken aan anderen leer je jezelf kennen. (Charles Taylor noemt dit ‘expressivisme’.)

De vraag is wat mij betreft eerder: hoe de individuele zoektocht te optimaliseren? Heb je daarbij niet de ander nodig? Mijn hypothese: je ontkomt niet aan het gemeenschappelijke van religie, welke vorm dat dan ook aanneemt, wil je jezelf (inclusief spiritualiteit) volledig ontwikkelen.


2.
Herverbinden lijkt me inderdaad het hart van religie. Met name (maar misschien niet uitsluitend) herverbinden wat door het bewustzijn uit elkaar is gespeeld, in vervreemding van je lijf, van anderen, van de natuur, etc. Middels rituelen, vieringen en feesten bijvoorbeeld.

Ik ben het met je eens: het religieuze herverbinden met de natuur zou gepaard kunnen gaan met een toenemend milieubewustzijn. Ik vraag me echter af of alle traditionele religies daartoe uitnodigen, zoals je stelt.

Je prijst het feit dat in religies ‘ontzag’ te vinden is ‘voor alles wat leeft’: ‘religies willen je bedacht maken op de schoonheid van het leven en de aarde.’ Ik zie dit respect zeker terug bij een aantal niet-monotheïstische religies, zoals animisme, sjamanisme, boeddhisme, hindoeïsme. Bijvoorbeeld door in rituelen de natuur te betrekken, door vegetarisme tot leefregel te maken, of door de koe heilig te verklaren, als symbool van respect voor de natuur.

Maar speelt dat respect ook zo’n belangrijke rol in de godsdiensten waar wij mee vertrouwd zijn? In de bijbel, als basis voor de religies van het boek, wordt weliswaar eerbied gepredikt voor de schepping van God, maar tegelijk wordt de mens aangespoord om de natuur te beheersen, de aarde te bebouwen en er zijn voordeel mee te doen.

Een citaat uit Genesis ter verduidelijking. Nadat Hij de mensen geschapen heeft, ‘zegende God hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!’
Wel, ik heb niet de indruk dat we ons niet aan deze opdracht houden, en met de nodige ecologische gevolgen!

Een van de eerste grote filosofen van de moderniteit, Descartes, lijkt zelfs expliciet te refereren aan deze opdracht uit Genesis, wanneer hij in zijn ‘Discours de la méthode’ peinst over een praktische filosofie of wetenschap, ‘waardoor wij op grond van kennis der natuurkrachten deze kunnen aanwenden tot allerlei doeleinden, en aldus ons maken tot meesters en bezitters van de natuur’.

Het onderwerpen van de aarde lijkt mij toch iets anders dan respect. Mij is geen tekst uit Bijbel of Koran bekend waarin wordt opgeroepen tot respect voor het leven van niet-menselijke wezens. De herverbinding die in monotheïstische godsdiensten wordt gepredikt betreft de herverbinding met God en met medemensen, en dan met name medegelovigen. Je zou zelfs kunnen stellen dat de exclusiviteit van deze mens/God-verhouding juist de weg heeft vrijgemaakt voor het rücksichtslos exploiteren van de niet-menselijke natuur.


3.
Je stelt dat ‘de kennis die de traditionele Hogere Autoriteit uitdraagt en die mensen door middel van een religie nastreven, in de oude opvatting op essentiële wijze niet meedeelbaar is’. Hieraan verbind je vervolgens de vraag: ‘hoe het mysterie te waarborgen?’

Ik vraag me af of alle religies draaien om niet-meedeelbare kennis. In de ‘religies van het boek’ (te weten: jodendom, christendom en islam) is dat zeker wel het geval, in de zin dat het om geloofskennis gaat die niet door willekeurig wie kan worden medegedeeld; die kennis is namelijk afhankelijk van ‘openbaring’: iemand in het bijzonder heeft een uitzonderlijke, goddelijke boodschap ontvangen (Mozes, de joodse profeten, Mohammed), of is die boodschap zelf (zoals in het geval van Jezus).

We zijn dus voor de geloofskennis volstrekt afhankelijk van die ene, boodschap ontvangende persoon, en die uitzonderlijkheid maakt het tot niet-meedeelbare kennis: er is geen enkele manier om het waarheidsgehalte van het verhaal te checken; de oorsprong van de boodschap is gehuld in mysterie. We zijn aangewezen op het verhaal en de geloofwaardigheid van die ene persoon, de boodschapper. (En dit is niet zonder gevolgen, m.n. wat betreft macht, maar daarover later.)

Er zijn echter ook religies, zoals het boeddhisme, waarin het helemaal niet gaat om geloofskennis (meedeelbaar of niet), maar om een bijzondere ervaring. Als er al sprake is van mysterie, dan is het het mysterie van wat ervaren kan worden, en niet de raadselachtigheid van een boodschap.

Deze ervaring (van verlichting met name) is niet mededeelbaar omdat zij door de persoon zelf ervaren dient te worden; niemand kan de ervaring plaatsvervangend voor een ander maken. De ervaring is noodgedwongen mysterieus zolang zij niet ervaren wordt. (Op zich is dat niet zo bijzonder; het geldt niet alleen voor spirituele ervaringen. Uitspraken, bijvoorbeeld, over hoe het is om vader te zijn bleven voor mij mysterieus, totdat ik zelf vader werd en ervoer wat dat betekende.)

Hier tekent zich een interessant verschil af tussen boeddhisme en christendom. Boeddha heeft de ervaring van verlichting ‘ontdekt’ en heeft deze ontdekking aan anderen willen doorgeven, opdat zij die ervaring ook zouden maken; teksten doen verslag van verlichtingservaringen en van methodes om die ervaring te bewerkstelligen of uit te nodigen; iedereen kan een boeddha (d.w.z. een verlichte) worden, aangezien iedereen wordt geacht de mogelijkheid tot verlichting in zich te dragen. Jezus, daarentegen, heeft (althans in het traditionele geloof) een plaatsvervangende ervaring gemaakt: hij heeft geleden voor anderen; door zijn kruisdood zijn degenen die in hem geloven verlost van hun zonden; teksten getuigen van Jezus als plaatsvervanger; volgelingen dienen deze teksten te geloven om de vruchten te plukken van die plaatsvervangende gebeurtenis; er is maar één Christus.

Om het verschil tussen beide religies expliciet te maken, zou je bij wijze van gedachte-experiment het boeddhistische schema kunnen toepassen op het christendom. Wat zou er dan veranderen? De ervaring van Jezus zou niet uniek en eenmalig zijn, maar een eerste hoogtepunt en voor herhaling vatbaar. Iedereen zou de Christus-mogelijkheid in zich hebben, welke hij of zij zou kunnen realiseren, naar het voorbeeld van Jezus. Het christendom zou niet Jezus centraal stellen, maar de ervaring die hij heeft voorgeleefd. De vraag zou niet zijn: wat hebben zijn woorden te betekenen?, maar: hoe zelf te leven als een Christus?

Deze boeddhistische herinterpretatie van het christendom zou niet alleen het evangelie een geheel andere betekenis geven; ook zou de nadruk anders gelegd worden: niet op de kruisiging van Jezus en wat er daarna is gebeurd, maar op hoe hij leefde en handelde. (Het christendom zou verlost worden van de verafgoding van het lijden en zijn paternalistische variant, het medelijden!) En dit zou weer een andere invulling van christelijke rituelen en feesten vergen; wellicht zouden er heel andere moeten worden bedacht. (Wat immers zouden we dan nog moeten met de transsubstantiatie van brood en wijn in de heilige mis? Waarom zouden we dan nog Pasen of Hemelvaart vieren? En zou het dan niet bizar zijn om de crucifix zo’n centrale plaats te geven in kerkgebouwen?)

Wanneer je Jezus waardeert om zijn levenshouding en handelswijze, dan is een ervaringsgewijze duiding van zijn optreden heel goed mogelijk; hij wordt dan tot voorbeeld van en een inspiratiebron voor een leven van liefde, mededogen en vergevingsgezindheid, - iets wat ik eerder aanduidde als ‘Christus-mogelijkheid’. In moderne vormen van christendom lijkt men het geloof op deze manier te beleven; volgelingen nemen een voorbeeld aan het leven van Jezus.

Wanneer je Jezus duidt als Gods zoon die heeft geleefd en geleden om mensen van hun zonden te verlossen, dan is hij iemand om in te geloven, als ‘de weg, de waarheid en het leven’; wie dan niet in hem gelooft mist de verlossing die nodig is om gelukzalig te leven. Jezus’ woorden zijn dan bovendien niet zomaar de woorden van een goed en voorbeeldig levend mens, maar hebben een openbaringskarakter; zij dienen zorgvuldig te worden uitgelegd, als Gods woord.

Alleen in het laatste geval lijkt me dat niet-meedeelbaarheid problemen kan geven. Jezus en alles wat hij deed en zei is dan van goddelijke oorsprong. De betekenis ervan is uniek en vergt speciale uitleg. De machtsvraag is dan niet ver weg: wie is gerechtigd de juiste uitleg te geven?, evenals de vraag: hoe het mysterie te waarborgen?

Je hebt gelijk: het unieke karakter van openbaringskennis bezorgt de duidologen macht, mits je de leek de mogelijkheid ontzegt om de raadselen zelf te duiden. Duidologen zijn nodig om toegang te verschaffen tot de ware betekenis van de teksten, mits je volgelingen kunt doen geloven dat er zoiets bestaat als ‘de ware betekenis’ en dat deze van levensbelang is. Op zich is niet vreemd om waarde te hechten aan expertise. Er zijn tal van teksten waarvan de betekenis voor mij duister blijft zonder deskundige uitleg; er bestaan nu eenmaal moeilijke teksten. In dit geval is er evenwel iets bijzonders aan de hand: de teksten worden geacht geopenbaard te zijn; hun oorsprong ligt buiten menselijk bereik en kunnen dus op geen enkele manier gecheckt worden, ook niet aan ervaring. Deze openbaringsstatus geeft de teksten bij voorbaat een aura van onaantastbaarheid, mits je mensen kunt doen geloven dat boodschappen een bovennatuurlijke oorsprong kunnen hebben.

Zijn traditionele religies uit op macht? Niet onmogelijk. Zeker is dat de christelijke kerk eeuwenlang een machtspositie had in onze cultuur en samenleving. De noodzaak om openbaringsteksten te duiden kwam toen goed van pas om gelovigen aan het gezag van het religieuze instituut te binden. Van die machtspositie is nu niet veel meer te merken, in Europa althans. Er zijn evenwel nog steeds culturen waarin religieuze autoriteiten macht uitoefenen over gelovigen en daarbij gebruik maken van hun toegang tot de ware betekenis van openbaringsteksten.

Ik vraag me evenwel af of de machtsvraag op dezelfde manier speelt in religies waarin het niet draait om teksten maar om ervaring. Ik kan mij slecht voorstellen dat men in Zen bijvoorbeeld bezig is om ‘het mysterie te waarborgen’. Als men het mysterie van verlichting zou kunnen meedelen aan anderen, dan zie ik geen reden waarom men dat niet zou doen. Maar helaas, die ervaring valt nu eenmaal niet over te dragen; je zult haar zelf moeten opdoen.


4.
Tenslotte nog een opmerking bij de eerste vraag die je opwerpt:‘aan welke kwaliteiten dient een autoriteit binnen een seculiere religie te voldoen, wil deze enerzijds de status van autoriteit behouden (en die heb je nodig, want wat valt er anders te volgen?) en anderzijds voldoende ruimte scheppen voor het zelfdenkend en –voelend vermogen van de mens, zijn recht op zelfbeschikking en verstandigheid?’

Mij lijkt dat elke moderne didactiek voor dezelfde vraag staat: hoe cursisten iets zelf te laten leren, in plaats van de inhoud autoritair op te leggen? Met andere woorden: is de vraag naar de kwaliteiten van een autoriteit binnen een seculiere religie niet dezelfde als de vraag van elke docent die erop uit is om zijn leerlingen of studenten zelf tot inzicht te laten komen in de gedoceerde materie?

Als seculiere religie religie is die recht wil doen aan onze moderne cultuur en mentaliteit (en ik zie niet hoe dat anders zou kunnen), dan kan ik mij slecht voorstellen dat zij geen ruimte geeft aan het zelfdenkend en –voelend vermogen van de ander, inclusief respect voor diens recht op zelfbeschikking en verstandigheid. Dit lijkt mij conditie sine qua non. De vraag is eerder: waarin bestaat de autoriteit van degene die anderen in staat wil stellen tot het opdoen van een ervaring of inzicht? Waarin is hij dan ‘hoger’ of deskundig? Wat heeft hij te leren aan anderen? Een nog volstrekt open vraag, wat mij betreft.