Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 17 december 2008

Tekstmateriaal voor filosofisch café (7-12-08): Badiou

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 7-12-2008. Onderwerp: De zin van feesten en rituelen.
Citaten komen uit: Alain Badiou, De ethiek. Essay over het besef van het Kwaad. 2005. Uitgeverij IJzer, Utrecht.


Alain Badiou (1937)

Wat ik in algemene zin ‘ethiek van een waarheid’ noem, is het beginsel waarop de bestendiging van een waarheidsproces berust – of, nauwkeuriger en ingewikkelder geformuleerd, datgene wat consistentie verleent aan iemands aanwezigheid in de vorming van het subject dat door dat waarheidsproces wordt geïnduceerd.

De notie van een consensuele ‘ethiek’, vertrekkend vanuit het algemene sentiment ingegeven door de aanblik van verschrikkingen en dienend als vervanging van de ‘oude ideologische scheidslijnen’, is een krachtige bijdrage aan de subjectieve lijdzaamheid en aan de handhaving van de status quo.

De drie belangrijkste dimensies van een waarheidsproces zijn:
. het evenement, dat ten oorsprong ligt aan ‘iets anders’ dan de situatie, dan de opinies, dan het gevestigde weten; dat een hachelijk, onvoorspelbaar supplement is, verdwenen zodra het is verschenen;
. trouw, wat de naam van het proces is, oftewel een aanhoudend onderzoek van de situatie, onder de imperatief van het evenement; het is een bestendigde, immanente breuk;
. waarheid als zodanig, die de aan de situatie interne meervoudigheid is zoals zij gaandeweg door de trouw wordt geconstrueerd; die is wat door de trouw wordt bijeengebracht en geproduceerd.

Laten we zeggen dat er voor een subject, dat het dier te boven gaat (maar waarvan het dier de enige drager is), iets gebeurd moet zijn, iets wat niet te herleiden valt tot de gebruikelijke inbedding in ‘wat er is’. Laten we dat supplement een evenement noemen, en laten we het meervoudig-zijn, waarin geen sprake is van waarheid (maar alleen van opinies), onderscheiden van het evenement, dat ons dwingt om tot een nieuwe zijnswijze te besluiten.

Het fundamentele ontologische karakter van een evenement bestaat uit het afbakenen en benoemen van de gesitueerde leegte van datgene waarvoor het een evenement is.

In welke ‘beslissing’ vindt het waarheidsproces dan zijn oorsprong? In de beslissing zich voortaan tot de situatie te verhouden vanuit het gezichtspunt van het evenementiële supplement. Laten we dit betitelen als een vorm van trouw. Trouw zijn aan een evenement betekent zich bewegen in de situatie waarvoor het evenement een supplement is en die situatie denken (maar elk denken is een praktijk, een proefneming) ‘overeenkomstig’ het evenement. Waardoor het subject uiteraard, doordat het evenement buiten alle reguliere wetten van de situatie stond, wordt gedwongen om in de situatie een nieuwe zijns- en handelswijze uit te vinden.

Evenementiële trouw is een daadwerkelijke breuk (in denken en handelen) binnen de specifieke orde (politiek, liefde, kunst, wetenschap...) waarin het evenement plaatsvindt.

Ik noem ‘waarheid’ (een waarheid) het reële proces van trouw aan een evenement.

Trouw is nooit onvermijdelijk of noodzakelijk.

Een waarheid ‘slaat een gat’ in het weten, is heterogeen ten opzichte van dat weten, maar vormt tegelijk ook de enige bron van nieuw weten. We zullen zeggen dat waarheid het weten forceert.

Een opinie is een oordeel uitgesproken over dit of dat element van de objectieve situatie: ‘Het is stormachtig weer vandaag’, ‘Ik zeg je dat alle politici zakkenvullers zijn’ enzovoort. Om in termen van opinie te kunnen ‘discussiëren’ over elementen van de situatie – die alles zijn wat tot die situatie behoort – is het nodig dat ze op de een of andere manier worden benoemd. ‘Benoemen’ wil alleen maar zeggen dat menselijke dieren in staat zijn over zulke elementen te communiceren, hun bestaan te socialiseren, ze ondergeschikt te maken aan hun belangen. [...]
Een waarheid heeft ook te maken met de elementen van een situatie, aangezien het waarheidsproces niets anders is dan het onderzoeken van die elementen vanuit het perspectief van het evenement.

dinsdag 2 december 2008

Aantek (XIII). Over Nietzsche

.
(naar aanleiding van lezing over Nietzsche, gegeven aan de Volksuniversiteit van Amsterdam, 26 november 2008)

Wat is het belang van Nietzsche voor ons, voor mij, voor deze tijd? Waarvoor zouden we hem kunnen raadplegen?
Wat zou er gebeuren wanneer we Nietzsche zouden wegsnijden uit onze culturele erfenis? Wat zou er dan niet gebeurd zijn? En wat zouden we dan niet of anders hebben begrepen?
Nietzsche, een grootheid? Ja, als daarmee bedoeld is: iemand zonder wie we onszelf niet kunnen denken. Dat wil niet zeggen dat hij de oorzaak is van onze situatie, maar wel dat we haar niet goed kunnen begrijpen zonder hem.

Zijn engagement met een voortgaande evolutie
Hoe werkt het darwinisme door in het denken van Nietzsche? Wel, met name in het perspectief dat hij inneemt ten aanzien van de ontwikkeling van het mensdom.
Als de mens de vrucht is een proces van miljoenen jaren evolutie, waarom zou het dan bij hem ophouden? Waarom zou de mens zoals we die kennen het laatste stadium zijn? Dit lijken me vragen die aan de basis liggen van Nietzsche’s denken over verleden en toekomst. Zou er niet nog iets ná de mens kunnen komen, [de Ubermensch,] en zijn er niet reeds tekenen die er op wijzen dat die nieuwe mens aan het ontstaan is?
Er zijn ook andere tekenen: de (Europese) mens lijkt zijn vitaliteit te zijn verloren, is bezig te degenereren, tot een behoeftig dier, tot consument. Oftewel de ‘laatste mens’. Bovendien wordt deze mens al enkele millennia opgevoed tot nihilisme, oftewel: levensvijandigheid.
Deze mens zal op den duur plaats maken voor een hogere mensensoort, de Ubermensch, - een wezen dat van het aardse leven zal (willen) houden en van niets anders. Nietzsche had er hoge verwachtingen van!
(Het is de vraag of Nietzsche Darwin wel heeft gelezen. Dat neemt niet weg dat hij de impact van de evolutietheorie goed tot zich heeft laten doordringen. M.n. door figuren als Ernst Haeckel genoot de theorie van Darwin redelijke bekendheid in de wetenschappelijke wereld van het 19de eeuwse Duitsland. Nietzsche verwijst verschillende malen naar Darwin en ook naar andere auteurs over evolutie, zoals Spencer.
De relatie Nietzsche-Darwin blijft mij boeien. Is hij wel denkbaar zonder evolutionaire theorie, vraag ik me wel eens af. Is het concept Ubermensch anderszins denkbaar? Is Nietzsche niet een eerste, radicale doordenking van de relevantie van het darwinisme voor onze opvattingen over onszelf, over de wereld en over het bestaan überhaupt?)


Zijn secularisme. ‘Seculier’ opgevat als zich engagerend met het wereldse en tijdelijke leven. In Nietzsche’s woorden: ‘blijf de aarde trouw!’
Oftewel: levensbeaming. ‘Lebensbejahung’: de kortste samenvatting van Nietzsche’s levenslange inspanning.
En hiermee samenhangend: zijn grondige kritiek op levensvijandige tendensen in onze cultuur, ook wel aangeduid als ‘nihilistisch’.
Nihilisme: naar het niets toewerkende denkers, stromingen, religies. Zoals christendom. Zoals platonisme en andere filosofie die van het leven weg contempleert. Zoals ook het (oude?) boeddhisme.
Het bestaan had nooit enig doel, en nog steeds niet. Wie dit tot zich laat doordringen wordt geconfronteerd met het probleem van de zinloosheid. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben tal van levensbeschouwelijke stromingen een bovennatuurlijke oplossing gecreëerd, door een hiernamaals in het vooruitzicht te stellen, door het beëindigen van de bestaanscyclus als ideaal te stellen, of door een ‘ware werkelijkheid’ te concipiëren, bevolkt met ideeën, concepten en andere waarheden, onderscheiden van het ondermaanse. Aangezien deze oplossingen allen illusies zijn, m.a.w. een ‘niets’, zijn al deze stromingen een vorm van nihilisme, een ontkennen van het leven, - een doodzonde in de ogen van Nietzsche.
Hoe machtig is het nihilisme nog in onze wereld? Er valt nog veel te doen!

Zijn benadering van moraal: genealogisch
Wat is de waarde van onze cultureel gegeven waarden? Hoe komen we eraan? En wat zijn ze waard? Wat voor menstype, wat voor leef- en denkwijze ligt aan de basis van overgeleverde waardeschattingen?
Wanneer onze culturele situatie een erfenis is uit een ‘verkeerd’ tijdperk, met levensvijandige opvattingen, en we toe willen naar een levensbeamende cultuur en levenswijze, dan zal alles op de schop moeten, inclusief onze opvatting over waarheid (welke niet neutraal is, maar ingegeven door vooroordelen over het leven), en inclusief de ingesleten, overgeleverde waarden. Ja, een ‘herwaardering van alle waarden’ is nodig. Misschien niet om ze allemaal te vervangen, maar wel om ze te herwaarderen in een nieuw licht, namelijk in dat van ‘Lebensbejahung’.

Zijn opvatting van waarheid: perspectivisme.
Hiermee radicaliseerde Nietzsche de Copernicaanse wending van Kant, die stelde dat we ons voor de vraag naar zekere kennis niet zouden moeten richten op het object, het gekende, maar in de eerste plaats op het subject, de kenner, en hoe zijn verstand en waarneming zijn voorgestructureerd, als een onafzetbare bril, waarmee iets tot een ‘ding voor ons’ wordt. Voorwerpen richten zich naar het kennen.
Nietzsche radicaliseert deze subjectivering van de vraag naar waarheid. Kennis is niet alleen afhankelijk van hoe menselijk verstand en waarneming zijn voorgestructureerd. De vraag naar waarheid hangt ook af van het perspectief dat we innemen, vanuit welke positie we iets willen kennen, en welk belang we daarbij hebben. Hetzelfde kan dus vanuit verschillende perspectieven worden gekend. Zij sluiten elkaar niet uit, kunnen elkaar aanvullen. Zeker is dat de waarheid nooit volledig zal zijn; er zijn altijd andere invalshoeken mogelijk. Willen we iets leren kennen, dan zullen we dat moeten bezien ‘vanuit honderd verschillende ogen en vanuit vele personen!
Er is dus geen waarheid meer buiten ons. ‘De’ waarheid bestaat niet los van alles en iedereen (‘absoluut’). Er valt dan ook niets aan waarheid te ontdekken, alsof zij buiten ons ligt te wachten. Waarheid wordt een kwestie van interpreteren, en wel door degene die zich de vraag ernaar stelt. Het is van belang geworden hoe wij iets benoemen, met welke concepten wij onderzoeken.
En hiermee wordt filosofie een creatieve activiteit (en niet langer een louter beschouwelijke passiviteit): de creatie van concepten en het ‘uitleggen’ van perspectieven; zij bepalen hoe ik iets begrijp.
Voor Nietzsche is de eerste vraag niet: wat is waarheid, maar: waarom willen wij waarheid. En deze vraag verbindt hij met macht: door te begrijpen willen we macht over onze werkelijkheid.
Perspectivisme is een (Europees) cultuurgoed geworden. Het treffendst verwoord in het weerwoord op iedere claim op ‘de’ waarheid: ‘jouw waarheid zul je bedoelen’.
Perspectivisme lijkt hedentendage te ontaarden in relativisme: ‘ieder zijn mening’; tot en met: ‘alles is evenveel waard’. Dit vermaledijde relativisme heeft echter ook de waardeschattingen weggesneden uit de vraag naar waarheid, - iets dat bij Nietzsche zeker niet het geval is.
(‘Relativisme’ zou een mooi woord kunnen zijn, wanneer het werd genomen in de betekenis van: ‘gerelateerd aan’, en wel aan de positie van de spreker en aan zijn kennisbelang. Daarmee zou perspectivisme en relativisme inderdaad met elkaar te maken hebben, - hetzelfde vanuit verschillende hoeken bekeken: de eerste gericht op wat het perspectief in zicht wil brengen, de tweede gericht op degene die wil begrijpen.)

Nogmaals moraal: de noodzaak tot ‘herwaardering van alle waarden’, nu we afscheid hebben genomen van de absolute maat, God, - die een fantasma is gebleken. Als de christelijke moraal instort, wat stellen we daar dan voor in de plaats? Is het niet nodig om alles wat we tot voor kort hoog en heilig hebben geacht te herzien?
Welke waarden en deugden zouden we moeten uitvinden om levenliefhebbend te leven? Nietzsche is er helaas nauwelijks aan toegekomen.

Zijn opvatting over levenskunst: zichzelf tot kunstwerk maken
Nietzsche’s motto: laten we proberen van het leven überhaupt te houden (amor fati), en niet slechts van een deel ervan. Laten we het bestaan zelf hartgrondig aanvaarden, in plaats van er van weg te willen, in ascese, in een geloof aan een bovennatuurlijke werkelijkheid, welke meer waar of waard wordt geacht dan het ondermaanse.
Laten we het leven zo leven dat we alle dagen telkens opnieuw zouden willen beleven (eeuwige wederkeer).
Laten we onszelf vormen, als een beeldhouwer, als een spelend kind, experimenterend met deugden en moraal.
Een spelend, zelfscheppend kind worden we echter niet vanzelf. We zullen ons eerst uit de lastendragende fase van het kamelenbewustzijn moeten bevrijden, door ons als een leeuw te verzetten tegen opgelegde normen en waarheden. Nadat we ‘nee’ gezegd hebben tegen het slaafse bestaan, kunnen we beginnen ‘ja’ te zeggen, in de levenskunstige creativiteit van de ‘vrije geest’.

(Overigens zet ik vraagtekens bij een van Nietzsche’s belangrijkste vooronderstellingen, nl dat het leven in zichzelf zinloos zou zijn. En dat we die zinloosheid in alle hevigheid zouden gaan ervaren met de ‘dood van God’. Is dat zo?
Zou zin niet gegeven kunnen zijn met wat het leven van je vraagt, nl overleven, voortplanten en een bloeiend leven leiden? Immers, zonder te overleven ga ik dood, zonder voortplanting eindigt de soort, en elk leven wil bloeien. Is het bewust leven van deze van nature gegeven opgaven niet reeds voldoende om het bestaan als zinvol te ervaren? Wat is er meer nodig dan dit leven ‘volgens de natuur’?
Voor mij persoonlijk speelt de zinvraag doorgaans geen rol, behalve een productieve, wanneer ik mij bezig weet vanuit deze basale levensnoodzaak, met name sinds ik ouder ben.
Is het concept van zinloosheid dan toch een vrucht van het kinderloze denken?
Zouden we Nietzsche’s genealogische benadering van de moraal niet op hem zelf moeten toepassen? M.a.w. is Nietzsche’s opvatting over de zinloosheid van het bestaan niet een uiting van zijn eigen vervreemding van leven ‘volgens de natuur’?
‘Nihilistische’ (in de zin van Nietzsche) antwoorden op zinloosheid zijn ascetisch en als het even kan: kinderloos, - denk aan het celibaat in de Katholieke kerk en aan de status van het leven als monnik in het traditionele boeddhisme. Zoeken deze antwoorden dan de oplossing niet in de verkeerde richting, nl in de vergeestelijking, terwijl een aarding in hetgeen de natuur van ons vraagt wellicht meer voor de hand ligt? Bevestigt een ascetisch antwoord niet de vraag door hem te kwadrateren?
Misschien dat leven ‘volgens de natuur’ niet alle zinvragen oplost, maar het legt wel een basis die het onnodig maakt om te vluchten in nihilistische antwoorden.)