Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

zondag 6 april 2008

Aantek (II): perspectivisch denken & experimenteel ethos

.
Filosofen: belichaamde perspectieven.

Wat we van denkers kunnen leren: concepten (welke iets denkbaar maken) en perspectieven (welke een blikrichting bepalen).
Het gaat er niet langer om alles te willen verklaren of begrijpen, door het binnen één samenhangend geheel te denken, maar om op het bestaan een perspectief los te laten en te ‘ontdekken’ wat er aldus zichtbaar wordt. Andere perspectieven zullen weer andere aspecten doen oplichten. Het aantal perspectieven is onuitputtelijk.

Een mooi voorbeeld van een perspectivische wijze van filosoferen is Peter Sloterdijk.
Het lijkt erop dat Sloterdijk telkens een begrip neemt (zoals ‘woede’, ‘sferen’ en ‘kynisme’), dat omsmeedt tot een perspectief en kijkt hoever hij ermee kan komen om mens en wereld, cultuur en geschiedenis te duiden. Daartoe brengt hij een schat aan gegevens in stelling (zowel gebeurtenissen als theorieën), en selecteert een terminologie, of creëert haar, om dat perspectief operationeel te maken.

Perspectieven (en dus filosofie) verrijken mijn leven: hoe meer ik weet, hoe meer ik zie. Filosofen als reisgidsen die mijn eigen stad telkens anders doen zien, wat ik eerder niet zag.

Wat mij verder vooral interesseert, om te onderzoeken, is wat dit perspectivisme veronderstelt. Binnen welk kader zijn oefeningen in perspectivisme zinvol?
Het lijkt mij een hoofdingrediënt van een levenswijze en van een cultuur met toekomst.

Perspectivisch denken veronderstelt een experimenteel ethos, een dat zich niet bij voorbaat vastlegt, ruimte laat voor andere optieken en ook bereid is om deze te onderzoeken.

(Ik zie het niet als mijn taak om perspectieven te creëren en te exploreren (anderen zijn daar veel beter in), maar om ze te benutten, en richt mijn blik op het experimentele ethos. Levenskunstig gesproken: om een mobiele geest en een opgeruimd gemoed te cultiveren.)

Naast een experimenteel ethos veronderstelt het perspectivisme een vergaande vorm van metabewustzijn: in staat zijn om met enige afstand te bezien hoe het menselijk bewustzijn functioneert. (Ook hiervan is Sloterdijk een opmerkelijke, vaak briljante illustratie.)

Het moderne metabewustzijn is in het Europese denken pas goed van de grond gekomen met de kritische filosofie van Kant. In plaats van alle kaarten op het gekende te zetten, onderzocht Kant immers in eerste instantie de kenner: niet om hem te zuiveren (opdat hij het object van kennis zo helder mogelijk zou kunnen zien), maar als conditio sine qua non voor de vraag naar zekere kennis, - knowledge is in the eye of the beholder. Deze kritische zelfbeschouwing van de rede heeft aangezet tot een ontmaskering en bevrijding van een argeloosheid die je ook zou kunnen duiden als betoverd door de magie van het denken.

Het moderne metabewustzijn valt moeilijk anders te duiden dan als een beslissende stap in de ontwikkeling van de mensheid. Ook wel ‘Verlichting’ geheten, indien opgevat als bewustwording van het functioneren van het menselijk bewustzijn in een cultureel-historisch proces.

Critici van de Verlichting (behalve de onnozele) zijn kruiwagens van de voortschrijdende Verlichting. Alle ‘meesters van de argwaan’ (Darwin, Marx, Nietsche, Freud) waren Verlichtingsmeesters.

3 reacties:

  • Op 2 mei 2008 om 20:52 , Anonymous Anoniem zei...

    Door filosofen op te vatten als perspectieven suggereer je dat zij naast elkaar staan. Als dat zo is, negeer je dan niet de geschiedenis? Immers, ook denkers zijn historisch gesitueerd (zoals bijvoorbeeld Hegel laat zien). Wat doet een perspectivische benadering met die historiciteit van filosofische opvattingen?
    Mark Romein

     
  • Op 6 mei 2008 om 14:17 , Blogger Dries Boele zei...

    Beste Mark,
    De perspectivische benadering van filosofie is nogal a-historisch, inderdaad. Of moet ik zeggen: onthistoriserend? In ieder geval beschouwt zij filosofen als tijdgenoten en niet als museumstukken. Of en hoe dat te rechtvaardigen valt is nog de vraag.
    De perspectivische benadering ligt in het verlengde van mijn filosofieopvatting. Die is niet ideeënhistorisch, maar eerder existentieel: wat doet een denken mij? Wat heb ik eraan? Hoe verandert het mijn blik op de werkelijkheid, en misschien wel mijn leven?
    Wanneer ik een boek lees of met een filosofische opvatting geconfronteerd word, dan is mijn belangrijkste vraag niet: wat zegt die opvatting of dat boek over de schrijver, over de plaats die het inneemt in zijn werk, over de stroming waartoe hij of zij behoort, of over de tijd en cultuur van de schrijver. Evenmin boeit me bijzonder hoe het boek of de opvatting een product is van cultuur en geschiedenis, door wie de schrijver is beïnvloed en wie hij vervolgens weer heeft beïnvloed.
    Wat mij bovenal interesseert is de vraag: wat voor licht werpt een filosoof op mijn situatie als mens, op de wereld waarin ik leef of op het leven in het algemeen? Als een schrijver mij wat dat betreft niets te bieden heeft, dan heeft hij voor mij afgedaan als filosoof. Zijn werk is dan niet meer dan een historisch curiosum, en waarom zou ik me daarvoor interesseren? Er zijn zoveel dingen die op die manier interessant zijn. Ik heb wel iets beters te doen dan m’n tijd daaraan te besteden.
    Het boeiende is nu juist dat filosofen, anders dan de meeste wetenschappers, ons nog steeds iets te zeggen blijken te hebben, ook al leefden zij in andere culturen en ver vervlogen tijden. Het meeste wetenschappelijke werk van enkele decennia geleden of eerder blijkt ondertussen verouderd, ingehaald door nieuw onderzoek. Dat geldt niet voor het werk van de grote filosofen. Aristoteles is nog steeds de moeite waard om te lezen, als het gaat om zijn ethische of politieke opvattingen, bijvoorbeeld. Hetzelfde geldt voor filosofen als Epicurus, Epictetus, Spinoza, Kant en Nietzsche, om er enkele te noemen. (En ook Hegel kan zo gelezen worden.) Natuurlijk heeft hun werk verouderde (want tijd- en cultuur- of persoonsgebonden) aspecten, maar er blijven elementen die ook ons nog iets te zeggen hebben. Mij gaat het om dit laatste.
    Kennelijk hebben de grote filosofen iets te melden dat hun eigen situatie overstijgt. Dat overstijgende en nog steeds geldige maakt hen geschikt als ‘perspectief’, met name wanneer zij voor een duidelijke invalshoek staan. En mij lijkt dat de meeste grote filosofen hieraan niet ontsnappen; zij hebben hun hele leven lang monomaan vanuit een voor hen typerende vraagstelling gewerkt. Dat is ook wat hen interessant maakt, in tegenstelling tot de meeste van ons die een baaierd aan verschillende opvattingen in zich verenigen.
    Het perspectief dat een filosoof inneemt ligt meestal niet voor het oprapen, helaas, want ingebed in taalgebruik, redeneringen, verwijzingen etc die het lastig detecteerbaar kunnen maken voor het ‘lekenoog’. Het is de taak van eigentijdse filosofen om dat perspectief uit het werk te peuren en te presenteren, opdat geïnteresseerden er het hunne mee kunnen doen. Met het oog op dat schiftwerk kan aandacht voor de cultureel-historische context van een denken van belang zijn, en wel om die ervan te onderscheiden dan wel af te pellen.
    Een andere reden om de ontwikkeling van het denken door de tijd heen te bestuderen kan zijn om voor jezelf een kapstok te creëren waaraan je de verschillende filosofen kunt ophangen (als geheugensteun), maar dat is een andere interesse dan de vraag: welk licht werpt een filosoof op mijn/onze werkelijkheid? M.a.w.: welk perspectief neemt hij in?

     
  • Op 20 januari 2017 om 13:54 , Blogger K zei...

    Misschien interesseert je m'n blog "Cultuur als bedding voor diversiteit - Een antwoord op Onbehagen van Bas Heijne" http://ikje.blogspot.nl/2017/01/cultuur-als-bedding-voor-diversiteit.html#top - met name het hoofdstukje "Wetenschap, technologie en mensbeeld", waarin ik het "metabewustzijn" bij Harry Mulisch associatief in verband breng met het transcendentale Ik bij Kant http://ikje.blogspot.com/2017/01/cultuur-als-bedding-voor-diversiteit.html#wetenschap

    Tussen haakjes: m.i. zit er in jouw reactie van 6 mei 2008 om 14:17 een spanning tussen 'perspectivisch' en 'overstijgend'. Vereist het geen 'vogelvlucht-perspectief' om dat onderscheid überhaupt te kunnen maken? Of veronderstelt het niet tenminste voortschrijdend inzicht? Zo ja: waarom zou dat voortschrijden niet steeds dichter 'universele waarheid' benaderen?

     

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage