Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

dinsdag 26 mei 2020

EXISTENTIËLE MIGRATIE – een ervaring die noodzaakt tot her-denken, omdenken, opnieuw denken

.
Ervaringen – ook lijfelijke – zijn onvoldoende om tot werkelijke verandering te komen; daar is minstens ook denken voor nodig. Laat ik dit toelichten aan de hand van een persoonlijke ervaring waarin mij dat duidelijk is geworden. 

Om die ervaring te typeren zou ik een nieuw begrip willen introduceren, existentiële migratie: het verhuizen van één levensovertuiging naar een radicaal andere, inclusief het avontuur én de moeilijkheden die zo’n verhuizing met zich mee brengen. Geloofsafval is er een voorbeeld van, maar er zijn ook andere vormen. 

Naast de fysieke migratie, van één land of cultuur naar een ander, bestaat er wat mij betreft dus ook een andere vorm van migratie, de existentiële. De gevolgen zijn anders, uiteraard, maar ook weer niet helemaal. In beide gevallen betreft het iets ingrijpends.

Toen ik 15 was, besloot ik te breken met het geloof waarin ik was opgevoed, met vergaande gevolgen. Op mijn 17de liep ik weg van huis. Er valt veel over te vertellen, maar dat zal ik niet doen. Het gaat mij nu in de eerste plaats om de verandering in denken en hoe dat verliep.

Het christendom waarmee ik brak was orthodox-protestant. De kerk waar het grootste deel van het dorp (inclusief mijn ouders) naar toe ging was reeds behoorlijk streng in de leer. Mijn opa vond deze kerk evenwel toch nog te vrijzinnig en kwam met enkele tientallen medegelovigen bijeen in een schuurkerkje op een doordeweekse dag. Voor mijn 15de bezocht ik een tijdlang deze bijeenkomsten; ook ik vond de prediking in de dorpskerk te verwaterd. Laten we zeggen dat ik het allemaal erg serieus nam.

Het geloof dat tijdens de bijeenkomsten in het schuurkerkje werd verkondigd was buitengewoon zwaar en scripturalistisch. De dominee predikte hel en verdoemenis (letterlijk), en men hield zich strikt aan de letter van de Heilige Schrift. Mijn opa presteerde het om nog te geloven dat de aarde plat was, zoals in de Bijbel staat, en meende dat alle verhalen over een kogelronde planeet gelogen waren. Ik denk niet dat er nog strengere orthodoxie bestond in het protestantisme.

Toen ik brak met het geloof, kende ik zowel de alledaagse vorm, acceptabel voor de meeste mensen in het dorp, als ook zijn meest rigide en dogmatische vorm. Ik heb aan den lijve ondervonden wat het betekent om te geloven en te leven naar de letter van een tekst; een dergelijk geloof verankert zich in je hele systeem, in je lijf en je denken: alles wordt erdoor gekleurd, inclusief alledaagse gewaarwordingen. Een geloof gaat diep. 

De belangrijkste aanwijzing voor hoe diep die verankering gaat, is de moeite die het mij heeft gekost om ervan af te komen. En dat wilde ik op een gegeven moment: er radicaal mee breken.

Toen ik op mijn 15de brak ik met het geloof dat mijn jeugd tot dan toe had bepaald, verliep dat allemaal minder bewust dan achteraf lijkt. Wat mij ‘van binnenuit’ motiveerde was dat het geloof niet (meer?) paste bij mijn ‘levensgevoel’, - vaag, ik weet het, en ik had er een verhaal bij, maar nog niet heel duidelijk; wel was het gevoel dwingend. Ook waren er omstandigheden die van invloed waren en mij op sleeptouw namen: puberteit, de meisjes, en zeker ook de tijd waarin ik opgroeide, de jaren 70. Ik kan dus niet zeggen dat de twijfel mijn keuze was; eraan toegeven misschien wel, en zeker hoe.

Ik maakte een welbewuste keuze – die ik me ook nog goed herinner – om nooit meer terug te keren naar waar ik vandaan kwam. Daartoe wilde ik met wortel en tak uitroeien wat mij had gevormd. 

Dat had ook te maken met wat om mij heen gebeurde. Meerdere malen had ik reeds gezien hoe jongeren (m.n. jongens) braken met het geloof en het ouderlijke gezag, enkele jaren niet meer in de kerk kwamen, en dan rond hun 18de of 20ste af en toe weer eens hun neus lieten zien; als ze verkering kregen, gebeurde dat steeds vaker, en uiteindelijk trouwden ze in de kerk, en werden zo toch nog een min of meer trouw gemeentelid. 

Deze terugkeer beschouwde ik als een vorm van capituleren, een lafheid, en zwoer dat het mij nooit zou overkomen. Dat was evenwel gemakkelijker gezegd dan gedaan. Toen bleek namelijk hoe allesdoordringend dat geloof was ingeplant in mijn organisme en hoe moeilijk het was om mij ervan te ontdoen.

Anders gezegd: het existentiële referentiekader waarin ik was opgevoed zat diepgeworteld in mijn persoon: in hoe ik dacht, wat ik mocht en moest van mezelf, hoe ik ervaringen evalueerde, hoe ik mijzelf zag, hoe ik meende dat anderen mij zagen, hoe ik naar de wereld keek, etc. Sommige referentiekaders zijn wellicht flexibel en beter aangepast aan de (veranderende) omstandigheden, zodat er nauwelijks of geen reden is om de boel grondig overhoop te schoppen. Bij mij was dat anders.

Ik had mij dus sterk voorgenomen om alles in mij wat mij deed denken aan mijn orthodox christelijke opvoeding uit te roeien. Dat was een flinke klus, inclusief morele oriëntatie, waarden en normen die ik geleerd had hoog te houden, schuld en schaamte, opvattingen over het hoe en waarom van de werkelijkheid, etc. Ik wantrouwde zelfs mijn geweten; hoe was dat gevormd? Dat ging dus ver. Na verloop van tijd voelde het alsof ik leefde met in mij een existentieel ‘zwart gat’, zonder enig levensbeschouwelijk of moreel houvast. 

Prettig voelde het niet. Vooral gedesoriënteerd en in verwarring. Dit alles werd versterkt doordat ik kwam te wonen in grote steden. Eerst Rotterdam, vervolgens twee jaar in Parijs, en daarna Amsterdam.

Zo vast als ik mij had voorgenomen om mij te ontdoen van mijn godsdienstige opvoeding, zo vast had ik me eveneens voorgenomen om mij niet in een ander geloof te storten of in iets dat daarop leek. Er was genoeg in de aanbieding: Marx, Freud, Hare Krishna, Bhagwan, en New Age in alle soorten en maten. Ook al vond ik het allemaal erg interessant om te onderzoeken, ik wilde geen ‘gelovige’ worden van het een of ander, - niet opnieuw. Liever existentieel onbehuisd, dan mij te voegen naar een nieuwe leer. 

In die tijd heb ik ook veel geëxperimenteerd met meditatieve praktijken, yoga & co, drugs, muziek, dans, etc., en ook was ik actief in diverse kunsten. In plaats van mij te onderwerpen aan een nieuw geloof, wilde ik zelf nieuwe ervaringen opdoen en daaruit leren. 

En ja, die waren er volop, nieuwe ervaringen, zeker wanneer je ernaar op zoek gaat. Alleen eruit leren bleek een stuk lastiger. Het ontbrak me ten enenmale aan de nodige tools of het referentiekader om werkelijk te leren uit die ervaringen. Het referentiekader waar ik mee vertrouwd was, had ik bij de vuilnis gezet, en een nieuw referentiekader had ik (nog) niet. Resultaat: steeds meer chaos, verwarring en desoriëntatie. 

Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik filosofie ben gaan studeren, met de hoop dat ik antwoord zou vinden op tal van vragen en openstaande kwesties. Filosofie heeft niet gebracht wat ik er zocht, maar dat lag vooral aan de studie, en niet per se aan filosofie zelf. Gelukkig kwam ik tijdens mijn studie al snel in aanraking met praktische vormen van filosofie. Naast de aangeleverde concepten en filosofische theorieën, bezorgde de praktische filosofie mij tools om iets te doen met mijn ervaringen en die van anderen.

De studie filosofie heb ik ervaren als een welkom bastion waarbinnen ik mij kon bezinnen op wat er allemaal was gebeurd, om puin te ruimen, om mijn wonden te helen, en om inspiratie op te doen, heel veel inspiratie. 

Het bleek niet eenvoudig om stukje bij beetje een nieuw referentiekader op te bouwen. Het gaat niet alleen om ideeën. In feite komt een belangrijk deel ervan neer op identiteit: het detecteren van een oude en het creëren van een nieuwe. Wie ben ik? Wat is mijn toebehoren? Hoe verhoud ik mij tot de achtergrond die mij gevormd heeft? Hoe mij thuis te voelen in de wereld, in het leven? Het werd een lange, lange zoektocht naar wat mij past, naar wat ‘klopt’ met mijn levensgevoel. 

Behalve een zoektocht naar identiteit, was het ook een soort herschrijven van mijn eigen geschiedenis én toekomst, voorbij de verwarring en desoriëntatie. Veel denken, dus.

Migratie wordt verschillend beleefd. Sommigen gaan zich echt thuis voelen in hun nieuwe land, anderen blijven leven met een sterk gevoel van heimwee. Zo ook bij existentiële migratie. Voor mij persoonlijk geldt dat niets in mij terugverlangt naar het geloof waar ik ooit afscheid van heb genomen. Het nieuwe land is veeleisend, maar ook een geweldig avontuur!
.
.
Enkele lessen
.
Wat heeft deze ervaring van existentiële migratie me geleerd? Door mijn eigen ervaring te vergelijken met soortgelijke geschiedenissen kom ik uit op een aantal suggesties. Onder andere:
.1) dat niemand zonder existentieel referentiekader kan, en ook zelden ís;

.2) dat veranderen van existentieel referentiekader niet gemakkelijk is, maar een zeer ingrijpend proces dat letterlijk alles overhoophaalt en dat een enorme inspanning vergt, inclusief sociale kosten;

.3) dat het afscheid nemen van een eerder ingeprent of aangeleerd existentieel referentiekader niet zonder het zoeken naar een alternatief kan; leven zónder existentieel referentiekader is simpelweg onleefbaar, of in ieder geval: chaotisch, verwarrend, zonder oriëntatie, en niet lang vol te houden;

.4) dat mensen die ontkennen te leven met een existentieel referentiekader het duidelijkst er één hebben, zij het ‘ongedacht’, - hetgeen vooral veel naïeve beweringen oplevert, m.n. over geloof en geloofsafval;

.5) dat ervaringen, en m.n. lichamelijke belevenissen, uit zichzelf niets zeggen (of slechts in uiterst primitieve vorm, - zo van ‘lekker’ of ‘leuk’), en als ze wel iets zeggen, dat dan een vertrouwd referentiekader ‘spreekt’;

.6) dat alleen denken denken kan veranderen; zo niet, dan blijft het eerdere denken ‘ongedacht’, en daarmee intact en werkzaam;

.7) dat het een sterk vertrouwen vereist in het eigen ‘levensgevoel’, wil je dit proces tot een goed einde voeren;

.8) dat er veel meer vormen van ‘geloof’ zijn dan ik aanvankelijk dacht; er bestaan niet alleen religieuze, maar ook heel seculiere vormen van geloof, waarin iemand zich voegt naar een leer of naar een manier van denken en handelen die door een ander (of een instituut of organisatie) is voorgeschreven;

.9) dat het getuigt van weinig zelfkennis om elke gelovige toe te wensen dat hij een afvallige wordt, alsof je een jas uitdoet; het is heel begrijpelijk wanneer men ervan afziet; de prijs kan hoog zijn; wie het toch doet zal niet anders kunnen;

.10) en tenslotte, dat existentiële migratie meestal gebeurt – net als andere vormen van migratie – uit noodzaak, en dat onvoorspelbaar is waar je terecht komt en wat je eraan overhoudt.

. En omdat 11 mijn favoriete getal is, voeg ik er nog één aan toe: goed komen doet het meestal, ook met familie, aangezien mensen nu eenmaal meer zijn dan ze denken; op persoonlijk niveau valt heel goed contact te maken, ook al ben je het levensbeschouwelijk niet met elkaar eens, zij het met beperkingen.

zaterdag 2 mei 2020

Voor op mijn begrafenis (XIII): ‘Rock Bottom’ van Robert Wyatt

.
Wat ik zeker ook op mijn begrafenis zou willen horen is ‘Rock Bottom’ van Robert Wyatt. Hoe vaak ik dit psychedelisch muzikale meesterwerk heb beluisterd, ik zou het niet weten. Doodzonde wanneer het weg zou zinken in de grote vergetelheid van de popmuziek, maar dat is een ander verhaal. Op mijn allerlaatste feestje wil ik het graag horen, - en wie er niets mee heeft, ook goed; ga even in de tuin staan, of naar de wc, of iets dergelijks. Graag de hele lp! (Op YouTube te vinden ;-)) Met name de eerste twee nummers van kant B: ‘Alifib’ en ‘Alife’, en luister naar de saxofoon! 

Ja, er zitten ook heel dierbare herinneringen aan vast. ‘Rock Bottom’ heb ik leren kennen in Parijs, toen ik er samenwoonde met J. Of was het al eerder, toen ik haar ontmoette op mijn 17de, weggelopen van huis, en avontuurlijk op sleeptouw genomen door een 8 jaar oudere playboy? Of een jaar later, toen ik haar regelmatig ging bezoeken, in haar appartement in een buitenwijk van Parijs? 

'Rock Bottom' doet me denken aan veel wijn, wierook, en soms een andere substantie. En een prettig bed. En een platenspeler waarmee je vijf of zes lp’s na elkaar kon afspelen. Deze zat er bijna altijd bij, en een Woodstock, en een Julien Clerc, Bernard Lavilliers of Higelin. Maar ‘Rock Bottom’ was mijn favoriet, en nog steeds. Als ik op een onbewoond eiland zou belanden, dan graag met deze plaat.

Maar goed, nu ben ik dan dood. En voordat ik naar de eeuwige jachtvelden verdwijn, graag nog eens dit muzikale meesterwerk!