Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

dinsdag 10 maart 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (1-3-09): ‘Leven zonder fundament?’

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 1-3-2009. Onderwerp: Leven zonder fundament?
Met citaten van Descartes, Kant, Nietzsche, Scruton, Rorty en Taylor, plus enkele Middeleeuwse oneliners.



Middeleeuwen
‘Veritas est adequatio rei et intellectus': de waarheid is de overeenstemming tussen de werkelijkheid en het denken.

‘Ens et unum et verum et bonum convertuntur': het zijnde en het Ene en het Ware en het Goede zijn verwisselbaar.


René Descartes (1596 – 1650)
Ik twijfel dus ik ben, of, wat hetzelfde is: ik denk, dus ik ben.

Ik ben er zeker van dat ik geen kennis kan hebben van wat buiten mij is behalve door middel van ideeën die ik in mij heb.


Immanuel Kant (1724-1804)
Tot dusver nam men aan dat al onze kennis zich naar de objecten moest richten; maar al onze pogingen hierover a priori iets door begrippen vast te stellen, waardoor onze kennis uitgebreid zou worden, gingen bij deze vooronderstelling teniet. Laten we eens proberen of we niet meer vorderingen maken wanneer we aannemen dat de voorwerpen zich naar ons kennen moeten richten… Het is zoals met de eerste gedachte van Copernicus die, nadat de bewegingen aan de hemel niet goed verklaard konden worden, als hij aannam dat alle sterren zich om de toeschouwer draaien, probeerde of dit niet beter zou lukken, wanneer hij de toeschouwer liet draaien en daarentegen de sterren stil liet staan.

De menselijke rede heeft het bijzondere lot (…) dat zij door vragen wordt lastig gevallen die zij niet kan afwijzen, omdat ze haar door de aard van de rede zelf worden gesteld, maar die zij ook niet kan beantwoorden, omdat ze de menselijke rede te boven gaan.

Het land van het zuivere verstand (…) is een eiland dat door de natuur zelf in onveranderlijke grenzen is ingesloten. Het is het land van de waarheid (…) omringd door een grote en stormachtige oceaan.


Friedrich Nietzsche (1844 – 1900)
De dolle mens - Hebt gij niet gehoord van de dolle mens, die op klaarlichte morgen een lantaarn opstak, op de markt ging lopen en onophoudelijk riep: 'ik zoek God! Ik zoek God!' - Omdat er daar juist veel van die lieden bijeenstonden die niet aan God geloofden, verwekte hij een groot gelach. 'Is hij soms verloren gegaan?' vroeg de een. 'Is hij verdwaald als een kind?' vroeg de ander. 'Of heeft hij zich verstopt? Is hij bang voor ons? Is hij scheep gegaan? Naar het buitenland vertrokken?' - Zo riepen en lachten zij door elkaar. De dolle mens sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blikken. 'Waar God heen is?' riep hij uit. 'Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben hem gedood - jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? Hoe hebben wij de zee kunnen leegdrinken? Wie gaf ons de spons om de horizon uit te vegen? Wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons? Weg van alle horizonnen? Vallen wij niet aan één stuk door? En wel achterwaarts, zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten? Is er nog wel een boven en beneden? Dolen wij niet als door een oneindig niets? Ademt ons niet de ledige ruimte in het gezicht? Is het niet kouder geworden? Is niet voortdurend nacht en steeds meer nacht in aantocht? Moeten er 's morgens geen lantaarns worden aangestoken? Horen wij nog niets van het gedruis der doodgravers die God begraven hebben? Ruiken wij nog niets van de goddelijke ontbinding? - ook goden raken in ontbinding! God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem gedood! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars? Het heiligste en machtigste dat de wereld tot dusver bezeten heeft, is onder onze messen verbloed - wie wist dit bloed van ons af? Met welk water kunnen wij ons reinigen? Welke zoenoffers, welke heilige spelen zullen wij moeten bedenken? Is niet de grootte van deze daad te groot voor ons? Moeten wij niet zelf goden worden om haar waardig te schijnen? Nooit was er een grotere daad - en wie er ook na ons geboren wordt, om wille van deze daad behoort hij tot een hogere geschiedenis dan alle geschiedenis tot dusver geweest is!'- Hier zweeg de dolle mens en keek opnieuw zijn toehoorders aan. Ook zij zwegen en keken bevreemd terug. Eindelijk wierp hij zijn lantaarn op de grond, zodat die in stukken sprong en uitdoofde. 'Ik kom te vroeg,' zei hij toen, 'het is mijn tijd nog niet. Dit ongelooflijke gebeuren is nog onderweg. Het maakt een omweg - het is nog niet tot de oren der mensen doorgedrongen. Bliksem en donder hebben tijd nodig, het licht der gesternte heeft tijd nodig, daden hebben tijd nodig, ook nadat ze gedaan zijn, om gezien en gehoord te worden! Deze daad is nog steeds verder van hen af dan de verste gesteenten - en toch hebben ze haar zelf verricht !' - Men vertelt verder, dat de dolle mens diezelfde dag nog verscheidene kerken binnengedrongen is en daar zijn requiem aeternam deo aangeheven heeft. Naar buiten gebracht en ter verantwoording geroepen zou hij telkens alleen maar het volgende geantwoord hebben: 'Wat zijn deze kerken eigenlijk nog, als ze niet de graven en gedenktekenen Gods zijn?'

Aangenomen dat de waarheid een vrouw is - wat? Is de verdenking dan niet groot dat de filosofen, voor zover zij dogmatici waren, geen van allen veel verstand van vrouwen hadden? Dat de akelige ernst, de lompe opdringerigheid waarmee zij tot nu toe de waarheid benaderd hebben, onhandige en ongepaste middelen waren om uitgerekend een vrouw voor zich te winnen? Zeker is, dat zij zich niét heeft laten winnen - en alle dogmatiek staat er vandaag bedroefd en moedeloos bij.


Roger Scruton
Een traditie is het residu van kritische conflicten – dat wat overblijft als het razen en brallen is weggeëbd tot het geroezemoes van het schoollokaal.

Zoals gewoontes mettertijd ontstaan vanuit de talloze pogingen van mensen om hun gedrag te coördineren, zo ontstaan cultuurtradities uit de discussies, verwijzingen en vergelijkingen waarmee mensen hun vrije tijd vullen.


Richard Rorty (1931 – 2007)
Waarheid is niet belangrijk, maar goede overtuigingen zijn dat wel. Het is niet om het even wat je gelooft. Een overtuiging is een gedragscode. Het codeert voor bepaalde handelingen. En op die handelingen moet je overtuigingen dus kunnen beoordelen. Schaden ze of baten ze?

Alle mensen dragen een woordenschat bij zich die ze gebruiken om hun handelen, hun geloofsopvattingen en hun levens te rechtvaardigen. Het zijn de woorden voor het loven van onze vrienden en het verachten van onze vijanden, voor onze lange termijn plannen, onze diepste zelftwijfels en onze hoogste verwachtingen. Het zijn de woorden waarin we ons levensverhaal vertellen, soms vooruitziend en soms terugblikkend. Ik zal deze woorden de ‘final vocabulary’ van een persoon noemen.

De vocabulaire van ‘selfcreation’ (privé moraal) is noodzakelijkerwijs persoonlijk, is niet gemeenschappelijk, en laat zich niet beargumenteren. De vocabulaire van rechtvaardigheid (de publieke moraal) is noodzakelijkerwijs openbaar, is wel gemeenschappelijk, en is medium van uitwisseling van argumenten.


Charles Taylor
Zelfs het gevoel dat de betekenis van mijn leven erop berust dat ik het kies [...] hangt af van het begrip dat er onafhankelijk van mijn wil iets edels, moedigs en vandaar significants is in het vorm geven aan mijn eigen leven. [...] Horizons zijn gegeven. [...] Zelfkeuze als ideaal heeft alleen zin omdat sommige kwesties belangrijker zijn dan andere. [...] Welke kwesties belangrijk zijn, bepaal ik niet. Als dat het geval was, zou geen enkele kwestie belangrijk zijn. Maar dan zou ook het ideaal van zelfkeuze als moreel ideaal onmogelijk zijn.

Echte waardeoordelen gaan uit van een samensmelting van horizonten en normen; zij zijn gebaseerd op de veronderstelling dat wij door de studie van de ander zelf een verandering hebben ondergaan, zodat wij niet meer alleen oordelen aan de hand van onze oorspronkelijke vertrouwde maatstaven.

De gedachte dat ieder van ons een originele manier bezit om mens te zijn, houdt in dat ieder van ons moet ontdekken wat het betekent onszelf te zijn. Maar die ontdekking kan niet worden gedaan door reeds bestaande modellen te raadplegen, door veronderstelling. Ze kan dus alleen worden gedaan door het opnieuw onder woorden te brengen. Wij ontdekken wat wij aan mogelijkheden in ons hebben door die levenswijze te aanvaarden, door in ons spreken en handelen uiting te geven aan wat origineel in ons is. De gedachte dat openbaring plaatsvindt via uitdrukking is wat ik probeer te vatten door te spreken van het ‘expressivisme’ van de moderne notie van het individu.