Wat mij buitengewoon verbaast is hoe het kan dat het boek
van Dick Swaab, Wij zijn ons brein, zo populair is. In een lezing bij de ISVW
noemt Bert Keizer het zelfs een
‘geniaal boek’. Het ontgaat me totaal. Als dit een geniaal boek is, dan kan het
niet anders of wij moeten in een land vol genieën leven.
Afgelopen donderdag was de laatste bijeenkomst van een
leesgroep waarin we dit boek hebben gelezen en besproken. In 5 keer. Ik heb
mijn best gedaan, maar helaas, ik heb het bijzondere van het boek niet kunnen
ontdekken. Wel was er reden tot ergernis en vraagtekens.
Waarom ben ik het gaan lezen? De afgelopen tijd, en met name
het laatste jaar, ging er geen cursus, workshop of lezing voorbij, of men had
het over Swaab. Te pas en te onpas werd hij erbij gesleept. Meestal op een
manier waarbij me de relevantie ontging. Alles komt uit de hersenen voort,
okay, en hoe wij zijn is voor het grootste deel reeds in de baarmoeder
vastgelegd. Ja, en? Adepten van het boek nodigde ik uit om duidelijk te maken wat Swaabs benadering zou kunnen betekenen voor de filosofie
of thematiek die we onderzochten. Het bleef vervolgens meestal stil. Een
tijdlang zag ik dan ook geen reden om mij verder in Swaab verdiepen.
Ook de interviews en artikelen over het boek werkten niet
uitnodigend. Wel werd me duidelijk dat Swaab er van houdt om ongenuanceerd voor
de dag te komen. Ik heb andere boeken van neurologen gelezen (m.n. Damasio,
Metzinger en Nelson) en deze leken mij stuk voor stuk veel interessanter en
genuanceerder.
Het refereren aan Swaab bleef evenwel doorgaan. Afgelopen
zomer werd het me teveel. In twee zomercursussen die ik gaf in Frankrijk en in
Leusden ging het wederom over Swaab, en in een van de cursussen presteerde een
deelnemer het zelfs om reeds in het voorstelrondje over het boek te beginnen.
Het had niet langer zin om het boek op afstand te houden. Ik besloot om het dan
toch maar eens zorgvuldig te gaan lezen, in een leesgroep.
Wat heb ik ervan opgestoken? Méér over het belang van
hersenen en méér over het onderzoek dat ernaar gedaan wordt. En meer niet. Maar
helaas betreft dat slechts een deel van het boek, aangezien Swaab zonodig nog
meer wilde zeggen, - en ik vermoed/vrees dat het vooral dit laatste is waardoor
lezers zo geprikkeld of opgewonden raken; of moet ik zeggen: verward?
Het gaat me niet zozeer om de vraag of we meer dan onze
hersenen zouden zijn, al valt er veel af te dingen op de alleenheerschappij van het
brein. En dat geldt ook voor de prenatale vorming ervan. (Onderzoek laat zien dat het zeer twijfelachtig is om te menen dat het brein vrijwel geheel gedetermineerd de baarmoeder verlaat; Swaab besteedt nauwelijks aandacht aan het omgekeerde: de effecten van omgevings- en andere factoren, zoals gewoontes en verslavingen, op de vorming van het brein, en dat in alle leeftijdsfasen.)
Een kwestie die volkomen genegeerd wordt is de beleving, het eerste
persoonsperspectief. (Ik heb nog nooit ‘hormonen’, 'genen' of 'neuronen' ervaren.) Mijn beleving is van
een andere orde dan wat gepresenteerd wordt in wetenschappelijk onderzoek. En wat zegt dat verschil, wanneer je alles wilt terugbrengen naar het brein?
Dat is wat mij interesseert, ook filosofisch: beleving versus wetenschappelijke beschrijving, of hoe beide mogelijk zijn en zich tot elkaar verhouden. Maar goed, een boek hoeft niet op alle vragen in te
gaan; het heeft recht op een eigen scoop, - hersenonderzoek in dit geval. Het
punt is nu juist dat Swaab zich niet bij zijn eigen leest houdt. Hij verbindt
conclusies aan hersenonderzoek die verre van evident zijn. Bovendien rammelen
zijn redeneringen aan alle kanten, zeker wanneer je ze vergelijkt met
redeneringen elders in het boek.
Het kan bijzonder interessant zijn wanneer een wetenschapper
filosofisch wordt. Helaas is dat bij Swaab niet het geval. Het had hem gesierd
wanneer hij dat zelf had ingezien. In plaats daarvan wordt de lezer opgescheept
met exposés waar je op een middelbare school mee zou scoren, en die je daarna nog wel van een columnist tolereert, maar is
dat wat je van een wetenschapper verwacht?
Kortom, zolang Swaab zich bezig houdt met het weergeven van
hersenwetenschappelijk onderzoek is het boek interessant, ook al geeft hij
bijna nergens aan hoe hij aan zijn gegevens komt. Zodra hij zich echter buiten
zijn vakgebied begeeft en allerlei filosofische, ethische of politieke
conclusies gaat trekken en adviezen gaat geven, wordt het al snel irritant,
moraliserend en kleingeestig, om nog maar te zwijgen van de inconsistenties en het slordige denken.
Wat dit laatste betreft was ik aanvankelijk van plan om mijn
bezwaren tegen het boek precies onder woorden te brengen aan de hand van
passages en gedachtegangen in het boek (of het gebrek eraan). Ik zie er echter
van af. Heb niet zo’n zin om veel energie te steken in slecht denken,
inconsequenties en het negeren van de meest basale onderscheidingen. Het is moeilijk
praten met iemand die de innerlijke tegenstrijdigheden in het eigen verhaal
niet ziet.
Dus, ik laat het hierbij.