db (vanaf 30 januari 2008)
23 februari 2008
Over Harrie’s ontwikkeling valt vooral te zeggen dat ik me verwonder. Verwondering over de geweldig snelle ontwikkeling. Met name in taal. En hoe hij daardoor steeds weer verandert, als persoontje en in wat hij met de wereld om hem heen doet, hoe deze steeds meer tot zijn beschikking komt, zich ermee relateert, om te exploreren. Alsof er steeds meer luikjes open gaan. Alsof steeds meer mogelijkheden een optie worden, - mogelijkheden die eerder simpelweg niet aanwezig waren. Een opschuivend plafond in zijn bewustzijn. Ik heb de neiging te blijven hangen in hoe hij telkens weer is, en hij gaat verder, alsmaar verder. Een worden dat maar niet ophoudt.
Het heeft weinig zin om de verschillende taalveroveringen nog te noemen. Te veel en te snel om op te noemen. En dat terwijl hij een half jaar geleden nog nauwelijks een woord sprak... Er gebeurt een wonder terwijl ik er bij sta! Tegelijk realiseer ik me hoe ingewikkeld taal eigenlijk is. Dat we dat ooit als mensheid ontwikkeld hebben!
Om toch enkele taalveroveringen te noemen, - ik kan het niet laten; en over een paar weken zal ik ze vergeten zijn, helaas...
Zoals het gebruik van woorden als ‘bijna’ en ‘moeilijk’, - toch geen eenvoudige woorden. Zoals de zelfcorrecties die hij kennelijk pleegt in wat hij zegt door wat hij hoort (niet meer ‘oli’ maar ‘olifant’, en niet meer ‘boei’ maar ‘mooi’, - beetje jammer, want de eerste versies vind ik leuker). Zoals het beginnen te bezigen van verbuigingen en vervoegingen: ‘van oma had [gehad]’, ‘lopen/loop’, ‘dees schaap’. Zoals het zich een voorstelling kunnen maken bij een naam (‘oma en opa van de molen’), bij wat er eerder die dag is gebeurd, en onthouden dat we straks iets gaan doen (‘vliegtuig kijken’, en als je het vergeet, krijg je het te horen). Zoals zoekspelletjes: hij stopt zijn handjes onder een stripboek. Harrie: ‘hand weg?!’, waarna ik ernaar op zoek moet. Is het niet geweldig? Zoals de kleine gesprekjes die we beginnen te voeren; hij vraagt al van alles, en wij kunnen het hem ook doen. Nog geen waarom-vragen, maar vragen om iets te doen, te hebben of te weten. En dat gaat maar door!
Verder begint hij interesse te krijgen voor letters, al zeggen ze hem nog zo goed als niets. Hetgeen wellicht maar beter is: als je eenmaal letters ziet, kun je ze moeilijk niet meer zien. Nu is een ‘H’ nog een trapje en een ‘X’ een molen. Ook kan hij nog koken met plastic letters, samen met houten stukjes wortel, tomaat, zout en peper: een lekker soepje! De enige letter die hij tot nu toe herkent is de ‘O’ (overigens komt ook de ‘Q’ ervoor in aanmerking).
20 februari 2008
Heb helaas weinig tijd. Te weinig om te schrijven wat ik zou willen. Naast werk en gezinsleven blijft er vaak niet veel over, of ik ben te moe.
Toch wil ik (als het kan) elke dag iets doen aan mijn projecten, al is het maar een half uur. Om er in te blijven. Om enige discipline te houden. En continuïteit.
Ik raak gemakkelijk de draad kwijt, als ik enkele dagen helemaal niets heb kunnen doen. Te meer daar het (betaalde) werk dat ik doe mijn volle aandacht vergt; anders wordt het niks. Een soort topsport, - zo ervaar ik het.
Als ik er eenmaal uit ben, kost het me vaak veel moeite om weer in de begeestering van mijn projecten te geraken. Vervelend. Alsof ik naar een andere wereld moet migreren. (Als ik zou doen wat in allerlei ‘feel good’-spiritualiteit wordt gezegd, zoals ‘go with the flow’ en ‘laten gebeuren wat er gebeurt’, dan zou er helemaal niets terecht komen van mijn projecten.) Na een onderbreking duurt het soms enkele dagen voordat ik de draad weer kan oppakken. Daarom is het beter elke dag iets te doen, zo merk ik, ook al is maar het heel kort.
Maar ja, wat kun je doen in een half uur?
Ik zal vormen moeten bedenken, schrijfmallen, een format voor korte inspanningen. Zoals het doen van de tai chi vorm. Dat hoeft niet veel tijd te kosten.
Overigens zou ik evenmin al mijn tijd aan schrijven willen besteden. Ik wil niet los van het dagelijks leven komen te staan: belangrijke voedingsbron en toetssteen. Het leven zelf beschouw ik als mijn enige echte goeroe. Lastig soms om zijn lessen te verstaan...
Maar goed, af en toe wat meer tijd voor schrijven zou niet gek zijn; 3 à 4 uur per dag bijvoorbeeld.
Ik doe mijn best om mijn projecten en ‘werk’ (breed opgevat: cursussen, workshops, trainingen, maar ook leesgroepen en filosofisch café) zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, maar goed, dat is slechts gedeeltelijk mogelijk.
Soms wens ik geheel bevrijd te zijn van de gevoelde ‘must’ om aan projecten te werken. Gewoon werken om het nodige geld te verdienen, en verder vooral aangename dingen doen, met gezin, vrienden, etc. Helaas zit mijn leven niet zo in elkaar. Ik zou er erg ongelukkig van worden.
16 februari 2008
Ben enkele weken geleden begonnen met een cursus tai chi. Dinsdagavond les en elke dag de vorm oefenen. Per les leren we nieuwe posities, totdat we de vorm compleet hebben, maar dat duurt nog even. Vervolgens wordt die vorm alsmaar verder verdiept.
Wat bevalt me aan tai chi?
Tai chi verlegt het zwaartepunt van mijn aandacht van denken naar lichamelijke beleving. Letterlijk: hoe zit ik in mijn lijf?
Als je tai chi opvat als een taoïstische praktijk, als taoïsme in de praktijk, dan valt me een verschil op met filosofie als ‘manier van leven’. Tai chi is niet het leven zelf maar ‘slechts’ een oefening. Klinkt evident, maar is het dat ook wanneer je het vergelijkt met filosofie? Filosofie heeft de neiging zich groter dan het leven te denken, zichzelf als oppermachtig op te vatten, want alles denkend. Een misvatting, uiteraard, maar toch: de magie van het denken verleidt ertoe.
Tai chi zou natuurlijk mijn lust en mijn leven kunnen worden, maar de activiteit zelf valt moeilijk te verwarren met het leven zelf. De tao van het leven is uiteraard veel groter dan de beoefening van tai chi. Goed om me te realiseren: filosofie is ook maar zo’n soort oefening.
Het is evident dat er naast tai chi ook nog andere, vergelijkbare disciplines bestaan. Neem yoga of karate. Kunnen ook als spirituele praktijk worden beoefend. De vraag welke van die disciplines de beste is, is onzinnig. Hooguit kun je je afvragen welke discipline het beste bij je past. Tai chi past nu bij mij, eerder niet. Daarnaast beoefen ik zitmeditatie. Het bijt elkaar allerminst, integendeel. Anderen zullen zich op hun plaats voelen in weer andere praktijken. Allemaal prima.
Een discipline als filosofie heeft de neiging zich concurrerend op te stellen. Zoals ook (monotheïstische) godsdiensten dat doen. Waar ligt dat aan? Wellicht heet het verschil met tai chi: waarheid, en het geloof erin. In filosofie, evenals in (monotheïstische) godsdiensten, speelt de vraag naar waarheid een hoofdrol. Deze vraag is het vehikel, het voertuig in de filosofische zelfverwerkelijking en in monotheïstische verlossing.
Geloof in (het belang van) waarheid wordt als onontbeerlijk voorgesteld in het streven naar geluk. Zei Jezus niet: ik ben de weg, de waarheid en het leven? Alles wat hij gezegd heeft werd als waarheid voorgesteld waarin men diende te geloven, wilde men heil genieten. En zei Socrates niet: wie het goede kent, kan niet anders doen dan het goede? Impliceert dit niet eveneens een geloof in waarheid, als sleutel tot het goede leven?
Nadeel: bij waarheid ontstaat de vraag: wat is waar en wat niet? Deze vraag hoort bij het zoeken zelf. Wie bij voorbaat zegt dat het ook anders kan zijn en het eigenlijk niet uitmaakt wat je denkt, gaat het niet om waarheid.
In tai chi (evenals in zen) is waarheid niet de kwestie; de invalshoek is ervaring, lijfelijkheid, beleving.
Wat ik interessant vond om te horen bij de introductie was dat in het vroegere China families hun eigen tai chi vorm hadden. Ook binnen deze ene discipline bestonden (en bestaan) dus variaties.
Het ontwikkelen van een tai chi vorm was een lang proces. Volgens de verhalen hebben degenen die later bekend werden als meester eerst heel lang dieren geobserveerd, zoals de kraanvogel en de slang, om te zien hoe zij bewegen, hoe zij zich verdedigen etc. Gaandeweg hebben zij die observaties vertaald in wat werkt voor mensen. En daarmee stopte het niet. Nieuwe meesters hebben de vorm verder ontwikkeld.
Hoe ziet een dergelijk proces eruit wanneer je voor tai chi filosofie invult?
De vorm die je in een tai chi school leert en inoefent is een vorm die je je leven lang kunt verdiepen. Al doende ontdek je hoe in je lijf zit en ook in je geest (in de ‘filosofie’ van tai chi wordt niet echt een onderscheid gemaakt tussen beide.) De vorm (de serie posities) is kort (38, als ik het me goed herinner), maar zij kan telkens weer worden herhaald, en die herhaling heeft zin.
Tai chi is op verschillende manieren op te vatten, dient meerder doeleinden: gezondheid, zelfverdediging, spirituele oefening; het is ook een kunstvorm, een soort dans. Zou iets soortgelijks voor filosofie als ‘manier van leven’ kunnen gelden?
In tai chi speelt ‘leegte’ een grote rol. Geest en lichaam leegmaken. Dezelfde soort leegte als in zitmeditatie: ruimte, relatieve afstand, kunnen loslaten. Met andere woorden: hoe mezelf losjes in beheer te krijgen? Met ruimte voor humor en zelfrelativering. In tai chi: een mobiele geest oefenen, door in de beweeglijkheid van het lichaam te gaan zitten. Doel, of beter, om te oefenen: een opgeruimd gemoed. In de oefeningen kom ik tegen wat me bezighoudt of obsedeert, kom ik tegen wat me verhindert om met volle aandacht in het hier en nu te zijn.
Jezelf losjes in beheer hebben: het doet me denken aan het belang van persoonlijk meesterschap in Grieks-Romeinse levenskunstfilosofie. Zelfs met hindoeïsme valt zo een link te leggen: het lichaamsbewustzijn onder het juk brengen van een vrije geest. Allemaal kort door de bocht, uiteraard. Om verder uit te werken.
Een filosofie ontwerpen als een tai chi vorm: dat is waar deze praktijk me toe inspireert!
8 februari 2008
Beleven wij een retour naar traditionele religiositeit? Zal godsdienst wederom een dominante rol gaan spelen in het culturele leven?
Enkele berichten uit de krant.
In de NRC-next van gisteren een artikel van Mohammed Benzakour, onder de titel: ‘Geert bedankt! Was getekend, Allah.’ Ondertitel: ‘Voortdurende islam-bashing van Wilders en consorten bewijst islam juist een dienst.’ Enkele zinnen: ‘Geen religie is de afgelopen jaren zo vaak negatief in het nieuws geweest als de islam. Maar negatieve aandacht is ook aandacht. En het begint zijn vruchten af te werpen.’ ‘De islam lijkt, tenminste in dit land, aan de vooravond te staan van een tweede islamitische Renaissance.’
Op de voorpagina van de Volkskrant van vandaag een artikel met als titel: ‘Katholieke vastentijd moet net zo ‘cool’ worden als ramadan.’ Enkele zinnen: ‘Het imago van de katholieke Vastenaktie moet worden opgepoetst. De katholieke kerk propageert daarom dit jaar de Vastenaktie als de ‘christelijke ramadan’. “Dat we een moslimterm gebruiken heeft ermee te maken dat ramadan een bekender begrip is bij jongeren dan de vasten”, zegt campagneleider Van der Kuil van de Vastenaktie, die woensdag begon.’
Op dezelfde pagina een klein bericht onder de kop: ‘Britse bisschop wil delen van sharia invoeren’ ‘De hoogste geestelijke van de Church of England, Rowan Williams, heeft een storm van kritiek geoogst door te zeggen dat het ‘onvermijdelijk’ lijkt dat delen van de sharia, de islamitische rechtsleer, in Groot-Brittannië worden ingevoerd.’
Tja, waarom ben ik licht verbijsterd wanneer ik dit allemaal lees? Wat verontrust me?
Is het vanwege de alsmaar toenemende berichtgeving in de media met religie in de hoofdrol? We lijken er gewoon aan te raken dat religie wederom een belangrijke rol speelt in het cultureel-maatschappelijke leven. Zelfs een areligieuze krant als de Volkskrant schrijft erover op de voorpagina. Was dit 20 jaar geleden denkbaar geweest? En de media staan hierin niet op zichzelf.
Ook de politiek lijkt afscheid te hebben genomen van niet-bemoeienis met levensbeschouwelijke aangelegenheden. Denk aan de discussie over het verbod op het dragen van de boerka. De islamofobie van Geert Wilders is de luidkeelse exponent van de hernieuwde belangstelling van de politiek voor religie. En andersom? Wat is de betekenis van het feit dat twee van de drie huidige regeringspartijen expliciet religieus zijn? De vraag mag worden gesteld hoe het staat ondertussen met de scheiding van kerk en staat.
Raak ik verontrust vanwege de kennelijk toenemende invloed van de islam in Europese samenlevingen? Ik geef toe, ik ben opgegroeid in een periode dat velen dachten dat religie definitief op haar retour was. Immigranten brachten dan wel een (voor ons) nieuwe religie mee, maar uiteindelijk zouden ook zij inzien dat religie een voorbije zaak is. Het zou misschien enkele generaties duren, maar toch: religie zou tot de verleden tijd gaan behoren. Dachten we. Het is al enige jaren duidelijk dat dit een illusie was. Het is eerder andersom: religie is terug van weg geweest. Of beter: zij verstevigt (weer) haar oude rol. Dat geldt met name voor de islam. Deze godsdienst is zelfs trendsettend.
Ben ik licht verbijsterd vanwege het gemak waarmee en hoe de katholieke kerk zich optrekt aan de vitaliteit en het succes van de islam? Het hernoemen van een eeuwenoude katholieke traditie (de ‘vasten’) in termen van een andere, concurrerende godsdienst (een ‘christelijke ramadan’) geeft te denken over de beweegredenen. Is de katholieke kerk in paniek? Is zij opportunistisch bezig met het versterken van de eigen positie? Ruikt zij een kans om weer in de picture te komen?
Wat mij wellicht het meest verontrust is het feit dat niet-gelovigen of seculieren kennelijk geen aantrekkelijk, interessant, spraakmakend alternatief te bieden hebben. Ik ben niet tegen religie, integendeel. Wel maak ik bezwaar tegen de regressie naar premoderne wereldbeelden zoals die aan de basis liggen van de traditionele religies. Vooral wanneer dat gebeurt bij gebrek aan beter.
De islam groeit (volgens het CBS is het aantal bekeerlingen in Nederland de laatste jaren gegroeid tot 12.000). Christelijke kerken bundelen hun krachten (denk aan de PKN), roeren de trom en proberen ‘cool’ te worden, om mensen binnen te halen. En verder blijft het stil. Er bestaat wel zoiets als humanisme, maar wat heeft dat te bieden? In ieder geval is het geen partij in de strijd om de spirituele aandacht van burgers.
Gaan wij cultureel-maatschappelijk weer gedomineerd worden door premoderne levensbeschouwingen? Als ik kijk naar de toenemende ruimte die zij innemen in het dagelijks nieuws, dan is dat niet geheel denkbeeldig meer. Dit zou toch een aansporing moeten zijn om werk te maken van eigentijdse alternatieven!
30 januari 2008
Zondagavond naar introductieles tai chi geweest. In de Kerkstraat, vlakbij de Amstel. De tai chi school die daar nu zit bleek ook de cursus te hebben verzorgd die ik jaren geleden in de Kosmos heb gevolgd. Klein wereldje. Terwijl er toch veel plekken zijn in Amsterdam waar je aan tai chi kunt doen! Toeval? De voornaamste reden waarom ik in mijn zoektocht op het internet bij deze school bleef hangen, was omdat zij parallelle cursussen aanbieden, zodat ik af en toe ook op een andere avond kan.
De sfeer beviel me. Open, toegankelijk, geen onnodige plichtplegingen. We waren met een klein groepje: twee docenten en vier geïnteresseerden. Er werd het een en ander verteld over tai chi en we deden wat er in de eerste les zou gaan gebeuren.
Bij het doen van de eerste posities herinnerde ik me hoe het ook al weer ging. Al moet ik zeggen: dat was niet voor lang; de derde positie zat al niet meer in mijn systeem... Maar goed, het was dan ook ruim twintig jaar geleden dat ik voor het laatst de vorm deed.
Eerder vond ik tai chi te langzaam. Ik deed liever karate: snel, krachtig, explosief. Al was zo’n les een forse inspanning, ik kwam er altijd fris en energiek vandaan. Ook ben ik een poosje bezig geweest met aikido. Zit qua inspanning tussen tai chi en karate in. Beviel me uiteindelijk minder; teveel nadruk op behendigheid, - althans, zo herinner ik me lessen.
Een hernieuwde kennismaking met tai chi dus. Wat me aansprak in de introductie was de aandacht van de docenten voor de verschillende aspecten ervan: tai chi is een ‘martial art’, maar ook een bewegingskunst, en een spirituele oefening. Met name dit laatste was de reden om weer eens op zoek te gaan.
Levenskunst blijft teveel filosofie. Met eenzijdige nadruk op denken en spreken, eventueel gecombineerd met lezen en schrijven. Door werk van Hadot ben ik deze activiteiten gaan zien als mogelijke ‘oefeningen van de geest’, - zoals hij laat zien in de praktijk van levenskunstfilosofen in de Oudheid. Dat sprak me bijzonder aan, en nog steeds. Inderdaad, filosofie hoeft niet louter een conceptuele bezigheid te zijn, ook al is zij dat in de moderne tijd meer en meer geworden. Een andere opvatting van filosofie is mogelijk: als ‘manier van leven’. Zelfs theorie kan een praktijk zijn, met het oog op het inoefenen van een levenshouding die nodig is voor een goed of mooi leven. Filosofie als een spirituele weg.
Ik juich de renaissance van deze aloude filosofieopvatting zeer toe, en wil er het mijne aan bijdragen. Toch blijft het allemaal erg hoofdelijk. Was dat ook zo in de Grieks-Romeinse levenskunstscholen? Bij Hadot lees ik niets over geestelijke of spirituele oefeningen die het lichaam erin betrekken. Er is bijvoorbeeld wel sprake van een vorm van meditatie (Grieks: ‘meletè’), maar dat betrof vooral het in herinnering roepen van en een bezinning op basisopvattingen en leefregels. Een soort geregelde reminder dus. Of zelfinprenting, zo je wilt. Er was geen sprake van meditatieve praktijken zoals we die uit Oosterse tradities kennen waarin het hele lijf meedoet. Bijvoorbeeld door dagelijkse handelingen (zoals zitten, lopen, theedrinken etc) uitgangspunt te maken voor oefening in aandacht. Door lichamelijke oefening (hatha yoga, tai chi). Of door zang (mantra’s). Misschien werden dit soort oefeningen door Griekse en Romeinse filosofen wel gedaan, maar dan ben ik er nog niets over tegengekomen in de literatuur.
Ik wil de praktijk van het filosoferen niet kwijt, maar aanvullen met praktijken die mijn aandacht uitbreiden naar de rest van mijn lichaam. Ben daarom opnieuw begonnen met zitmeditatie en nu dus ook tai chi. (Behalve in deze praktijken ben ik geïnteresseerd hoe zenboeddhisme en taoïsme een hedendaagse levenskunst zouden kunnen verrijken.)
Waarom tai chi, en niet hatha yoga bijvoorbeeld? Wel, ik zocht naar een manier om iets te doen met taoïsme, aangezien de levenshouding die ik tegenkom in de teksten van Lao Tze en Chuang Tze mij zeer aanspreekt: speels, seculier, ongrijpbaar, uitingen van crazy wisdom. Dat heb ik niet met de spirituele omgeving van hatha yoga: mij te ascetisch en levensvijandig. Ik heb niets met levensovertuigingen die wensen te ontsnappen aan het leven, die een hiernamaals belangrijker achten dan het aardse leven of die voor zichzelf het ‘rad van dood en wedergeboorte’ zoeken te stoppen. Laat mij nog maar honderdduizend keer leven! Ik heb geen enkele behoefte om het aardse leven iets kwalijk te nemen; als er iets mee mis is zullen we vooral naar onszelf moeten kijken.
In een boek van Patricia de Martelaere las ik dat tai chi kan worden beschouwd als oefenplek voor een taoïstische levenshouding. En dat leek me uitermate plausibel. Dat ik daar niet eerder op was gekomen. Als taoïsme ter sprake komt in een les, illustreer ik het meestal aan de hand van tai chi ‘principes’, zoals leeg worden. Maar goed, soms duurt het even voordat je voor de hand liggende koppelingen maakt. Vandaar. Volgende week dinsdagavond beginnen de lessen. Ik verheug me erop.