Bedenkingen bij ‘levenskunst’
Levenskunst heeft niet altijd zo sterk in de belangstelling gestaan. Halverwege de jaren ’80 begon ik me te interesseren voor het onderwerp, met name door het werk van Foucault. Het was toen een weinig gebruikte term. Bij mijn weten kwam het niet voor in lifestyle-magazines; ook had de New Age beweging het nog niet opgepikt. De invulling die er in die tijd aan werd gegeven, was vooral geïnspireerd door de inhoud die Grieks-Romeinse filosofen er ooit aan hadden gegeven. Levenskunst stond voor een bloeiend leven, voor een leven ‘zoals het leven bedoeld is’, of ruimer: een leven dat zich liet leiden door onderzoek naar de zin en bedoeling ervan.
Het leek mij interessant (en dat vind ik nog steeds) om te zien hoe de inspiratie uit de Oudheid zou kunnen worden vertaald naar deze tijd: met het oog op een hedendaagse levenskunst. We leven immers in andere tijden; antwoorden van toen kunnen we niet zomaar overnemen. Voor deze her-denking is ook Oosterse inspiratie welkom, wat mij betreft, met name omdat het om levende tradities gaat die ook nu nog volop functioneren, inclusief oefeningen. Ik denk in het bijzonder aan Boeddhisme en Taoïsme. (Ook hiervoor geldt uiteraard dat een vertaalslag nodig is, willen wij er iets mee kunnen.) Ik vond het de moeite waard om, onder het kopje ‘levenskunst’, ultieme levensvragen opnieuw te stellen en te onderzoeken, - het waren mijn eigen vragen, en zijn het nog steeds.
Jarenlang heb ik geestdriftig en met plezier veel verschillende levenskunstopvattingen en –praktijken onderzocht op hun existentiële relevantie. In cursussen en workshops heb ik geprobeerd om dit onderzoek te vertalen naar een geïnteresseerd publiek.
‘Levenskunst’ is ondertussen een populaire term. Dat heeft een mooie kant: meer geestverwanten. Die populariteit heeft echter ook een schaduwzijde, - althans, zo ervaar ik het. Sinds een jaar of tien is ‘levenskunst’ meer en meer een containerbegrip aan het worden, net zo vaag als bijvoorbeeld ‘kwaliteit’ of ‘spiritualiteit’. Er valt zoveel onder dat nauwelijks nog uit te maken is waar het zich van onderscheidt.
Ook is er sprake van invullingen die mij volkomen vreemd zijn. Als ik op de cover van een lifestyle-magazine weer eens op ‘levenskunst’ stuit en lees wat men eronder verstaat, dan vraag ik mij niet zelden af: is dit het thema van mijn onderzoek? Is dit waar mijn workshops over gaan? Wil ik hiermee geassocieerd worden?
Elke ‘feel good’-trukendoos, elke exquise maaltijd plus blinkend eetgerei, elk interieurdesign of tuininrichting die zich wil verkopen als speciaal: het lijkt allemaal in aanmerking te komen. Iedereen die het leven op een of andere manier wil opleuken plakt op z’n recept het merk ‘levenskunst’. En vaak blijkt het aan te slaan. Immers, wie wil van z’n leven niet iets bijzonders maken? En ja, waarom het dan geen ‘levenskunst’ noemen! Het woord is vrij; iedereen mag het gebruiken zoals hij of zij het wil.
Is het enorme scala aan levenskunstopvattingen, en met name die waar ik me nadrukkelijk van wens te distantiëren, een reden om uit te kijken naar een ander woord? Ik heb lang geaarzeld of ik op zoek zou gaan naar een alternatieve benaming, ter bescherming van hetgeen mij na aan het hart ligt. Tegelijk voelt het als een capituleren voor vreemde vogels die de kunst verstaan om zich met mooie woorden in de markt te zetten. En gemakzuchtig: om aldus van het bieden van weerstand af te zien.
Het lot van ‘levenskunst’ is niet veel anders dan dat van ‘filosofie’ en ‘kunst’. Ook hiervoor geldt dat de term te pas en te onpas wordt gebruikt, plus dat beide een zeer breed scala aan invullingen kennen. Echter, wanneer er gesproken wordt van de ‘filosofie’ van een onderneming of van het kabinet, of over Cruyff als Neerlands grootste ‘filosoof’, dan is dat nog geen reden om uit te zien naar een ander woord. Zou dat dan anders zijn met ‘levenskunst’?
‘Levenskunst’ heb ik altijd een treffend woord gevonden, met name omdat het twee veelbelovende onderwerpen met elkaar associeert: ‘leven’ en ‘kunst’. En zoals niet alles in aanmerking komt voor de kwalificatie ‘kunst’, zo geldt dat ook voor ‘levenskunst’. Tegelijk staat ‘kunst’ voor een enorm veld aan verschijnselen die we allemaal met die term aanduiden, ook al is het niet naar ieders goesting. Een familiebegrip dus. Er is Van Gogh, er is Jeff Koons, er is Anton Pieck. En niet te vergeten: de huisvlijt van iedereen die wel eens een kwast vasthoudt, inclusief vele Bob Rossers. Wat hoort allemaal bij de familie ‘kunst’? Deze domeinvraag is geen uitgemaakte zaak, en het is de vraag of het wenselijk is om naar kristalheldere afgrenzingen te streven.
Voor levenskunst zal hetzelfde gelden. In plaats van definitief te willen vaststellen wat levenskunst is en wat niet (al dan niet aan de hand van een Platoonse zoektocht naar het ‘wezen’ ervan), lijkt het me beter om de vraag naar levenskunst tot onderwerp van een permanente discussie te maken, zoals dat geldt voor alles wat het leven in vrijheid de moeite waard maakt. En met familieleden en vrienden is het anders discussiëren dan met lieden die toevallig je buren zijn.
Ondertussen doe ik mijn best op een invulling van levenskunst waarbij ik mij thuis voel. En die invulling zal bepalend blijven voor hetgeen ik onder de titel ‘levenskunst’ aanbied. Wie een andere invulling wil, kan bij mijn naasten terecht, buur dan wel verwant. En voor discussie over ‘levenskunst’ blijft de deur open staan.