(Dit essay is eerder verschenen in:
Anka Fauth (red.), Als
de uil van Minerva uitvliegt. Tien praktische filosofen aan het woord. 2017.
ISVW Uitgevers, Leusden.)
Inleiding
Filosofie heeft alleen toekomst wanneer zij weer
wijsbegeerte wordt. Zo niet, dan verliest filosofie haar hart, en zal
verwateren, verworden tot entertainment of gereduceerd worden tot
hulpwetenschap.
In dit essay wil ik een pleidooi houden voor filosofie als
wijsbegeerte. Daarvoor zal ik eerst aangeven wat haar bedreigt. Vervolgens wil
ik drie aspecten noemen die kenmerkend zijn voor filosofie als wijsbegeerte.
Verder zal ik aangeven hoe zij in praktijk kan worden gebracht. Om te eindigen
met een indicatie van het waartoe: waar is filosofie als wijsbegeerte goed
voor?
Wat ik niet zal doen is een inhoudelijke agenda opstellen
met onderwerpen. Dat ligt volkomen open. Filosofie is geen actiemachine waaraan
kan worden voorgeschreven wat gedacht dient te worden. Waar het in filosofie
(opgevat als wijsbegeerte) om te doen is, is niet een bepaald onderwerp noch de
kennis van filosofisch gedachtegoed, maar om de manier waarop welk onderwerp dan ook benaderd dient te worden.
In de geschiedenis van de filosofie zijn tal van
interessante perspectieven op de menselijke conditie ontwikkeld. Deze
perspectieven wil ik zeker niet negeren; integendeel, ik ervaar ze als een
verrijking; zij doen mij meer thuis voelen in de wereld! Kennis van de
filosofiegeschiedenis vormt een vindgroeve aan mogelijke zienswijzen die goed
van pas komt in de omgang met vragen en moeilijkheden die het leven opwerpt.
Het kennis nemen en bestuderen van filosofisch gedachtegoed maakt het echter
nog niet tot filosofie; je kunt er ook mee omgaan als ideeëngeschiedenis. Wil
er sprake zijn van filosofie, dan is er meer nodig. En dat méér wil ik
aanduiden als wijsbegeerte; zij vormt het hart van het filosoferen.
Bedreigingen: waar
filosofie aan ten onder gaat
Ik weet dat ‘wijsbegeerte’ de vernederlandsing is van
‘filosofie’. Toch, wanneer je alle keren dat er sprake is van ‘filosofie’, het
woord zou vervangen door ‘begeerte naar wijsheid’, dan zouden er bizarre, ja
ridicule frasen ontstaan. De ‘filosofie van het kabinet’, de ‘filosofie van
Trump’, de ‘filosofie van een bank’ of ‘van een organisatie’: heeft dat iets
met wijsbegeerte van doen? Kennelijk is er behoefte om willekeurig denkwerk te
voorzien van een achtenswaardig label door het te benoemen als ‘filosofie’.
Maar wie schiet daar iets mee op?
Behalve deze woordinflatie, zijn er twee tendensen die het
beeld van filosofie fors dreigen te vertekenen. Ten eerste is er de versnacking
van filosofie. Filosofie moet als hapklare brokken opgediend kunnen worden, en
wel zo snel mogelijk: ‘Vernieuw je denken’ in een dagdeel; een uurtje stoa; een
socratisch gesprek in een half uur; een stoomcursus ‘hoe word ik een
existentialist’. De suggestie wordt gewekt dat een quick-fix mogelijk is.
Echter, heeft het zin om dan van filosofie te spreken?
Wijsbegeerte is en blijft een zaak van lange adem. Het
oefenen houdt nooit op, zoals ook de zorg voor het zelf nooit ophoudt. Met de
filosofische snack wordt de filosofie geprostitueerd, omwille van het snelle
geld en om lafhartig te voldoen aan de eisen van marktdenken en media.
Filosofie dreigt te verworden tot entertainment voor mensen die hun
onnadenkendheid van een schaamlap willen voorzien door zich in hun drukke
agenda een denkmomentje te gunnen. Maar wat heeft dat met wijsbegeerte te
maken?
De andere tendens speelt zich af in de academische filosofie
en heet ‘analytische filosofie’. De laatste decennia raakt ook de Europese
filosofie ervan in de ban. Erger nog: filosofie lijkt ertoe gereduceerd te
worden. Zeker, logica, denkexperimenten en conceptuele analyse zijn belangrijke
instrumenten in de beoefening van filosofie, maar waartoe? Met het oog waarop
worden deze instrumenten ingezet? Een menswaardig leven? Een humane
samenleving? Zoals de filosofie in de Middeleeuwen dienstmaagd was van de
theologie, zo is de analytische filosofie hulpje geworden van de wetenschap, en
meer niet. Wanneer je ‘filosofie’ vervangt door ‘wijsbegeerte’, dan is het
wijsgerige gehalte doorgaans ver te zoeken in de analytisch filosofische
verhandelingen. Het wordt tijd om filosofie opnieuw te laten bloeien als
wijsbegeerte, in plaats van haar in de uitverkoop te doen als cerebrale
gymnastiek in dienst van wetenschap.
Aspecten van
wijsbegeerte
Waar hebben we het over? Wanneer is filosofie wijsbegeerte?
Laat ik drie aspecten noemen, waarzonder geen sprake is van wijsbegeerte: zij
is dialogisch; zij is kritisch; en zij is existentieel relevant.
Existentieel relevant
Filosofie als wijsbegeerte is mensbetrokken. Vragen zijn
geen willekeurige vragen, maar vragen voor een mens. Anders dan in wetenschap,
staat in wijsbegeerte niet kennis voorop, maar levensbetekenis. Wat heeft een
situatie of een gebeurtenis te betekenen voor mij als mens? En datzelfde geldt
voor kennis: wat is de existentiële relevantie ervan? Wetenschap doet onderzoek
naar iets voorbij de menselijke betrokkenheid erbij. Zij kan onderzoeken wat de
vernietigende kracht is van een explosief zonder zich af te vragen of wij dat
effect ook voor onze rekening willen nemen. Zij kan onderzoek doen naar de
werking van de hersenen zonder zich af te vragen wat de morele implicaties
ervan zijn. Wijsgerig ben ik juist wel geïnteresseerd in wat iets voor mij als
mens te betekenen heeft. Wat is de zin van een bepaalde actie of kennis? Wat
zijn consequenties ervan voor ons zelfverstaan? Welke waarden zijn in het
geding?
Wijsbegeerte thematiseert menselijke betrokkenheid. Geen
gratuite gewichtigdoenerij. Geen denkspelletjes over zaken die mij verder niet
aangaan. Er is sprake van wijsbegeerte wanneer denken een verschil maakt in het
leven van degene die zich eraan wijdt. Zij is van existentieel belang: door
wijsgerig te denken zet ik mijzelf op het spel. Wanneer ik denk over de
menselijke conditie, dan betreft het mij, als mens. Het gaat mij aan. Ik denk
omdat het leven mij te denken geeft, en ik wil weten hoe het zit.
Als oervader van de filosofie wordt vaak verwezen naar
Socrates. Hij was geen veredelde docent die alleen bezig was zijn gehoor te onderwijzen, noch een trainer avant la
lettre die bij anderen iets teweeg
wilde brengen. Socrates werd eerst en vooral zelf gedreven door een passie voor waarheid, en in dat onderzoek
nam hij anderen mee, wilde met hen iets uitzoeken, en stimuleerde al doende ook
bij hen een passie voor waarheid. (1) Denken achtte hij van levensbelang, omdat
we anders speelbal zijn van onze omstandigheden of van heersende
vanzelfsprekendheden. Door na te denken kunnen we zorg dragen voor het welzijn
van de eigen ziel, zoals hij het noemde. Kortom, wijsbegeerte maakt een
verschil, omdat wel of niet nadenken een verschil maakt in hoe we leven.
Kritisch
Wijsbegeerte is kritisch, in de zin van onderscheidend. Met
name door onderscheidingen aan te brengen in wat zich anders voordoet als een
kluwen of als wirwar aan mogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is eerder de
revue gepasseerd: door filosofie als wijsbegeerte te onderscheiden van andere
opvattingen van filosofie. Onderscheidingen zijn niet waardevrij; integendeel:
zij voeren juist waarden in waar deze eerst ontbraken en stellen in staat tot
evaluatie van een stand van zaken (in ons geval: de wijze waarop filosofie
wordt beoefend). Door redenen te geven voor een bepaald onderscheid wordt de
mogelijkheid geopend voor discussie en verdergaand onderzoek.
Wijsbegeerte is ook kritisch in de zin dat gangbare meningen
en heersende opvattingen niet voor lief worden genomen, maar nader onderzocht.
Een belangrijke filosofische vraag is dan ook: is dat zo? Het is begrijpelijk
dat in het dagelijks verkeer vanzelfsprekendheden een grote rol spelen. Het
wordt lastig wanneer we bij alles wat gezegd wordt een vraagteken zetten.
Filosofie is de gelegenheid om dat wel te doen.
In de socratische methode wordt gesproken van het eigen
‘waarheidsgevoel’. Wat maakt dat we met een bewering instemmen? En wat maakt
dat we ons afvragen of het wel klopt wat iemand zegt? Beide zijn uiting van ons
waarheidsgevoel. Het is mogelijk dat we nog niet precies weten waarom we dat
gevoel hebben, het vergt misschien een zoekend en tastend denken om dat helder
te krijgen, maar we hebben dat gevoel al wel. In wijsbegeerte wordt het eigen
waarheidsgevoel voluit serieus genomen. De twijfel mag er zijn, wordt welkom
geheten. Vertrouwen krijgen in het eigen waarheidsgevoel is cruciaal voor het
ontwikkelen van kritische zin en ligt aan de basis van individualiteit. Het
getuigt van een wijsgerige houding wanneer we de bereidheid hebben om onvanzelfsprekend te laten worden wat we
eerder dachten te weten of apprecieerden.
Dialogisch
Tenslotte het dialogische aspect. Ik doel daarmee niet
zozeer op de praktijk van het voeren van gesprekken, maar op het doorbreken van
het monologische van het dagelijkse denken. Wijsbegeerte betekent dat ik in
dialoog ga met mijn eigen denken, me afvraag wat mijn uitgangspunten zijn, mijn
waarden, mijn opvattingen over deze of gene kwestie. Kan ik hen handhaven, of
verdienen ze bijstelling? Dat is de eigenlijke dialoog. Zonder deze
betrokkenheid op het eigen denken is
er überhaupt geen sprake van filosofie.
Dit zelfgesprek blijkt echter tamelijk lastig. Het is
moeilijk om louter denkend stil te blijven staan bij de eigen wijze van denken.
Gedachten glippen gemakkelijk weg. Wat kan helpen is om via een gesprek met een
ander in dialoog te gaan met het eigen denken. Ten eerste omdat een gesprek
uitnodigt om mijn gedachten te veruiterlijken: ik hoor mezelf iets zeggen. Met
eventueel de vraag: is dat kennelijk wat ik denk? Ten tweede maak ik iemand
deelgenoot, wat een doorbreking kan betekenen van de vanzelfsprekendheid die de
gedachte voor mij heeft. En ten derde kan de ander fungeren als kritische
spiegel: de ander merkt iets op wat aan mijn aandacht is ontsnapt of zet er een
vraagteken bij.
Zoals gezegd blijft nadenken over het eigen denken lastig.
Behalve het gesprek is een ander hulpmiddel: ‘hardop’ denken op papier. Het
weerwoord van de ander ontbreekt, maar de veruiterlijking van het eigen denken
in het schrijven heeft als voordeel dat ik rustig kan kijken naar wat ik
kennelijk denk.
Verder is er de kennismaking met het gedachtegoed van
filosofen als stimulans voor de primaire dialoog. Vaak wordt filosofie
voorgesteld als kennismaking met grote denkers: wat hebben zij te zeggen?
Echter, als het hierbij blijft, is er nog geen sprake van filosofie. Wat dan
ontbreekt is de betrokkenheid op het eigen denken. Dit vergt een dialogische
lezing van teksten. (Hierover later meer.)
Wijsbegeerte in
praktijk
Wijsbegeerte vergt oefening. In de Oudheid was je geen
filosoof vanwege de ideeën die je erop nahield, maar omdat je manier van leven
wijsgerig was. (2) En die manier van leven werd gevoed door oefeningen. Dat is
niet veranderd. Wie filosofie (opgevat als wijsbegeerte) tot onderdeel van zijn
leven wil maken, kan niet zonder oefening.
Hedendaagse oefeningen zijn bijvoorbeeld de diverse
gespreksvormen die zijn ontwikkeld in praktische filosofie. Ik denk aan het
filosofisch café, het socratisch gesprek en het filosofisch gesprek zoals dat
vorm heeft gekregen in het filosofisch consulentschap. Maar er zijn er meer.
Het betreft vooral gespreksvormen die de gelegenheid bieden om het eigen denken
te onderzoeken, om misverstanden en verwarring op te helderen en om
opvattingen, waarden en parti-pris te bevragen, eventueel bij te stellen. Het
is nu niet de gelegenheid om op deze gespreksvormen uitgebreid in te gaan. Er
bestaat ondertussen de nodige literatuur over. (3)
Om de drie aspecten van filosofie als wijsbegeerte (te weten
existentieel relevant, kritisch en dialogisch) te cultiveren is het aantal
oefeningen in principe eindeloos. Ik wil nog kort stilstaan bij twee oefeningen
waar ik zelf veel aan heb, namelijk het wijsgerig lezen van teksten en
meditatie.
Wijsgerig lezen
In praktische filosofie bestaat de neiging om alles te
verwachten van het ‘zelf nadenken’, alsof het voldoende is om zichzelf en
elkaar te bevragen. Mij lijkt dit een beperkte visie. Ik leer veel van
filosofen en andere auteurs. Niet alleen voeden zij mijn denken met
gezichtspunten waar ik zelf niet op zou komen; ook scherpen ze mijn eigen
denken, juist door het te provoceren en door mijn eigen ‘ongedachte’ zichtbaar
te maken: aannames die ik voor lief neem, maar die allerminst vanzelfsprekend
blijken te zijn. Daarom hecht ik eraan om iets te zeggen over ‘wijsgerig
lezen’.
Wat behelst een wijsgerige lezing van teksten? Het betreft
niet zozeer het soort teksten dat ik lees, maar de houding waarmee. En een
filosofische tekst biedt geen garantie. Ook zij kan op een heel onwijsgerige
wijze worden gelezen. Bijvoorbeeld door louter te focussen op de ideeën van de
schrijver, op de opbouw van het betoog of op de strekking ervan. Een wijsgerige
lezing van een tekst ligt in het verlengde van de eerdergenoemde elementen:
existentieel relevant, dialogisch en kritisch.
Wijsgerig lezen betekent dat ik in dialoog ga met een tekst.
Of dit gebeurt, ligt niet aan het boek, maar aan mij. Wanneer ik louter afstem
op het denken van de ander, zal ik zelf buitenspel blijven. Het is als een
interviewer die slechts geïnteresseerd is in de opvattingen van de
geïnterviewde: het zwaartepunt ligt eenzijdig bij de ander. Een tekst kan mij
provoceren tot nadenken; ik kan mij laten bevragen door een tekst; zij kan mij
op andere gedachten brengen of mij anders doen denken over mijn eigen queeste, mits ik ervoor opensta en mits ik mij iets aantrek
van de vragen, ideeën en argumenten die worden gepresenteerd.
Dat geldt ook andersom: een weerwoord is mogelijk. Wanneer
ik in gesprek ben, zijn er altijd twee partijen, en er is pas sprake van een
gesprek, wanneer beide partijen evenwaardig aan het woord komen (zo niet, dan
is er sprake van een interview of een hulpgesprek). Dat kan ook bij het lezen
van een boek: de schrijver spreekt tot mij, en wanneer dat maakt dat er bij mij
een reactie opkomt, in de vorm van een vraag, een opmerking of een (al dan niet
kritische) kanttekening, dan kan dat mij aanzetten tot denken of schrijven.
Kortom: ik breng mijzelf in het spel. Dialogisch een boek lezen gebeurt dus
niet door het uitschakelen van wat ik zelf vind bij het lezen, maar juist in te
schakelen. Of minstens: ruimte geven aan wat er bij me opkomt.
Door een boek wijsgerig te lezen, probeer ik niet alleen een
auteur te begrijpen; óók blijft de vraag wat ik door het lezen van een tekst
zelf wijzer word over menszijn, en dus over mijzelf en de wereld waarin ik
leef.
Eerlijk gezegd heb ik tijdens mijn studie filosofie
nauwelijks geleerd om op een wijsgerige wijze teksten te lezen. Waarin ik werd
geoefend, was een academische
benadering: wat heeft de filosoof te zeggen? Hoe verhoudt de tekst zich tot andere
teksten van dezelfde filosoof? Hoe reageert hij op eerdere filosofen? Welke rol
spelen omstandigheden, inclusief cultureel-maatschappelijke? Dit alles kan veel
interessants opleveren, maar het is daarmee nog niet van wijsgerig belang. Een wijsgerige lezing van een tekst gebeurt pas
wanneer ik mijn eigen waarheidsgevoel er actief in betrek en wanneer ik bereid
ben om mijzelf door de ontmoeting met de tekst te laten veranderen.
Twee hulpmiddelen ter bevordering van wijsgerig lezen zijn
de leesgroep en schrijven. Wat betreft de leesgroep: weten dat de eigen
leeservaring tot onderwerp van gesprek kan worden werkt als een uitnodiging om
expliciet te letten op de vragen en kanttekeningen die het lezen van de tekst
oproept. Bovendien kan de eigen leeservaring worden getoetst aan die van
anderen. De dialoog met de tekst wordt zo tot een intersubjectief gebeuren.
‘Hardop’ denken op papier kan ook een hulpmiddel zijn.
Opschrijven wat opkomt bij het lezen van een tekst: vragen, invallen,
kanttekeningen, etc. ‘Tijd winnen door tijd te nemen’, zoals een docent het
ooit verwoordde. Wanneer ik tijdens het lezen de tijd neem om iets te doen met
hetgeen de tekst in mij oproept, maak ik het eigen waarheidsgevoel vruchtbaar
en verhinder ik dat ik al lezend mijzelf monddood maak.
Meditatieve praktijk
Ongeveer zolang als ik aan filosofie doe, doe ik ook aan
zitmeditatie. Ik ervaar deze oefening als een belangrijk ingrediënt in het
proces van bewustwording, zowel naar mezelf toe, als in de interactie met
anderen.
Het is jammer dat vanuit de reguliere filosofie nog vaak met
scheve ogen wordt gekeken naar zitmeditatie en aanverwante oefeningen. Dit
wijst op een identificatie van filosofie als een theoretische activiteit.
Wanneer filosofie evenwel wordt opgevat als wijsbegeerte, dan ligt het meer
voor de hand om ook aandacht te besteden aan oefeningen, inclusief meditatie.
Meditatie oefent in het gewaarzijn van het eigen denken en
voelen. Het gaat er dan niet zozeer om wát er inhoudelijk in mij omgaat en om
dat dan verder uit te werken, maar om te constateren dát er iets in mij omgaat.
Meditatie creëert ruimte waardoor ik merk wat ik denkend en voelend aan het
doen ben, waardoor ik er niet per se mee samenval.
Dit gewaarzijn heeft zo zijn voordelen. Bijvoorbeeld dat ik merk dat ik weer op een van mijn
stokpaardjes ga zitten. Het wordt dan gemakkelijker om er weer af te stappen.
Ook helpt het om te constateren in welke denkschema’s ik gevangen zit. Deze
bewustwording is een eerste stap om er afstand van te nemen, mocht dat nodig
zijn. Door meditatief ruimte te maken, kunnen denkfixaties worden ontstold en
kunnen sterke opvattingen worden ontdaan van hun neiging tot verabsolutering.
Sowieso heeft oefening in gewaarzijn als voordeel dat ik blijf beseffen dat ik
méér ben dan ik denk.
Waartoe filosofie als
wijsbegeerte?
Waar is dit alles goed voor? Heeft het enig nut om zich in
te laten met filosofie opgevat als wijsbegeerte? Laat ik enkele punten
aanstippen.
De vraag naar zin en betekenis verwijst naar degene die zich
de vraag stelt: een mens. Bestaat er wel zin en betekenis buiten degene die
ernaar vraagt? Wat het antwoord ook mag zijn, feit blijft dat wij mensen de
enige levende wezens zijn die zich de vraag stellen. Kennelijk kunnen we niet
om de vraag naar zin en betekenis heen, en wijsbegeerte geeft vorm aan deze
behoefte.
We leven in een tijd en cultuur waarin we geacht worden zelf
keuzes te maken en een eigen oordeel te vormen over morele en
levensbeschouwelijke kwesties. Hoe komen we tot een eigen opvatting over wat
een zinvol leven is, over juist handelen en over wat rechtvaardig is? Daar komt
nog bij dat we leven in een cultuur die vooral diversiteit te bieden heeft, ook
in antwoorden op existentiële vragen. Hoe hierin te kiezen? Hoe zelf uit te
maken wat goed of waar is? Wie of wat betrekken we in dit onderzoek? (4) Voor
deze en soortgelijke vragen is een wijsgerige benadering onmisbaar, juist omdat
wijsbegeerte mensbetrokken is en zich bekommert om existentiële relevantie.
Wat kan filosofie als wijsbegeerte bewerkstelligen waardoor
zij geschikt is voor bovengenoemde taken? Laat ik enkele punten aanstippen,
zoals die voor mij gelden:
. Het aanscherpen van onderscheidingsvermogen, met name door
te leren uit ervaring en door zich af te vragen wat de relevantie is van
opgedane kennis. Vanouds wordt onderscheidingsvermogen gezien als onmisbaar
voor het ontwikkelen van praktische wijsheid, en er is geen reden om daar nu
anders over te denken.
. Het ophelderen van verwarring, en aldus werken aan een
opgeruimd gemoed. Verwarring presenteert zich vaak als onontwarbare kluwen,
maar dat hoeft niet zo te blijven. En het vruchtbaar maken van verwarring zou
weleens dicht in de buurt kunnen komen van wijsheid.
. Het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn, nodig voor
een gezonde individualiteit en om niet onnadenkend speelbal te zijn van
omstandigheden. Uitgangspunt voor deze ontwikkeling is het eigen
waarheidsgevoel.
Hiermee kan filosofie bijdragen aan een bloeiend leven en
aan de wording van een vrije geest. Wijsbegeerte vat ik dan ook op als een
vrijheidspraktijk. Anders gezegd: filosofie is belangrijk voor het hooghouden
en cultiveren van menswaardigheid, zowel op het persoonlijke vlak als
cultureel-maatschappelijk, en wel door zich kritisch te verhouden tot welke
gevestigde waarheid of praktijk dan ook, met de vraag of zij aan de belofte van
menszijn beantwoorden. Filosofie heeft misschien geen nut, in de zin dat zij
prestaties bevordert of opbrengsten verhoogt, maar zij is wel zinvol, in
zoverre zij de ongeneeslijk menselijke vraag naar zin en betekenis adresseert.
Over al deze punten valt nog veel te zeggen.
Tot slot
In dit essay heb ik een pleidooi willen houden voor
filosofie als wijsbegeerte. Filosofie is meer dan dat, maar als de wijsbegeerte
ontbreekt, dan ontbreekt het hart van welke filosofische onderneming dan ook.
Wil de filosofie toekomst hebben, dan zal zij niet moeten vergeten wat haar
bijzonder en noodzakelijk maakt. Ik heb mij niet willen uitspreken over
onderwerpen die op de agenda van filosofen zouden moeten komen te staan. Elke
situatie, zowel persoonlijk als cultureel-maatschappelijk, zal haar eigen
vragen oproepen. Mij gaat het om de benadering van welk vraagstuk dan ook, wil
er sprake zijn van filosofie: een wijsgerige houding.
NOTEN:
.1.: Voor passie voor waarheid bij Socrates, zie Foucault
(2011)
.2.: Zie het werk van Pierre Hadot, m.n. ‘Filosofie als
manier van leven’
.3.: Zie voor meer informatie de literatuurlijst.
.4.: Zie ‘Bronnen van het zelf’ waarin Charles Taylor de
ontstaansgeschiedenis van het moderne zelf onderzoekt.
LITERATUUR:
. Boele, D.,
The Training of a Philosophical Counselor. In: Ran Lahav and Maria da Venza
Tillmanns (ed.), Essays on Philosophical
Counseling. University Press of America, Lanham, 1995.
. Boele, D.,
The “Benefits” of a Socratic Dialogue. Or: Which Results Can We Promise? In: Inquiry. Critical Thinking Across the Disciplines. Spring 1998. Vol. XVII,
No 3.
. Boele, D., Het socratisch gesprek. Een oefening in
levenskunst. In: Olga Crapels & Edgar Karssing (red.), Filosoof in de praktijk. Van Gorcum, Assen, 2000.
. Boele, D., Bij wijze van gespreksleiding. Over
visieontwikkeling, zich inleven en levenskunst. In: J. Delnoij en W. van Dalen
(red.), Het socratisch gesprek.
Damon, Budel, 2003.
. Boele, D., Une
autre façon de philosopher. In: Eugène Calschi (dir.), Philosopher au café. 3e Colloque international. Ouverture et
recherche de sens. La Gouttière, 2003.
. Boele, D., Opgeruimd gemoed. In: Prana, tijdschrift voor spiritualiteit en randgebieden der
wetenschappen. Nummer 142, april/mei 2003/2004. 29e jaargang nr
4.
. Boele, D., Openbaar filosofisch spreekuur in het café. Een
goed gesprek over gezonde problemen. Deviant.
Tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij. Nummer 43. Jaargang 11.
December 2004.
. Boele, D., Socratisch gesprek. In: Wouter van de Graaf,
Mark Janssen, Heinz Mölders (red.), Versterkende
gesprekken. Van monoloog naar dialoog en multiloog. Emancipatoire gesprekken
rond zorg en welzijn. Tobi Vroegh, Amsterdam, 2012.
. Delnoij, J. en W. van Dalen (red.), Het socratisch gesprek. Damon, Budel, 2003.
. Foucault, M., De
moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II. Colleges aan het
Collège de France (1983 – 1984). 2011. Boom, Amsterdam.
. Hadot, P., Filosofie
als een manier van leven. Ambo, Amsterdam, 2003.
. Hadot, P., Oefeningen
van de geest. Het antieke denken en de kunst van het leven. Ambo,
Amsterdam, 2005.
. Kessels, J., Socrates
op de markt. Filosofie in bedrijf. Boom, Amsterdam, 1997.
. Kessels, J, E. Boers, P. Mosterd, Vrije ruimte.
Filosoferen in organisaties. Boom, Amsterdam. 2002.
. Nelson, L., De
socratische methode. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 1994.
. Taylor, C., Bronnen
van het zelf. Lemniscaat, Rotterdam. 2007.
Over de auteur:
Dries Boele studeerde aan enkele kunstacademies en
vervolgens filosofie in Amsterdam en Parijs. Hij is vanaf 1983 betrokken
geweest bij de ontwikkeling van praktische vormen van filosofie. Sinds 1990
werkzaam als praktiserend filosoof, in en buiten Nederland, m.n. filosofisch
consulentschap, socratische gesprekken en dilemmatrainingen. O.a. voor
Nijenrode University, Amsterdamse politie, artsen, gevangenen, managementteams
en diverse onderwijsinstellingen. Daarnaast geeft hij leesgroepen en cursussen,
m.n. filosofie van de levenskunst. Ook als filosofische vakantie, o.a. in
Zuid-Frankrijk, Griekenland en bij de ISVW (Leusden). Hij verzorgt een training
voor socratische gespreksleiders en doet onderzoek naar filosofie met het oog
op levenskunst en samenleving. Sinds 1994 leidt hij een filosofisch café in
Amsterdam.
Drs Dries Boele,
Spaarndammerplantsoen 108, 1013 XT Amsterdam, 020-6867330
Email:
driesboele@wxs.nl Website:
http://home.kpn.nl/boele097