Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 13 september 2017

Pleidooi voor filosofie als wijsbegeerte (Essay over de toekomst van filosofie)

(Dit essay is eerder verschenen in: 
Anka Fauth (red.), Als de uil van Minerva uitvliegt. Tien praktische filosofen aan het woord. 2017. ISVW Uitgevers, Leusden.)


Inleiding

Filosofie heeft alleen toekomst wanneer zij weer wijsbegeerte wordt. Zo niet, dan verliest filosofie haar hart, en zal verwateren, verworden tot entertainment of gereduceerd worden tot hulpwetenschap.

In dit essay wil ik een pleidooi houden voor filosofie als wijsbegeerte. Daarvoor zal ik eerst aangeven wat haar bedreigt. Vervolgens wil ik drie aspecten noemen die kenmerkend zijn voor filosofie als wijsbegeerte. Verder zal ik aangeven hoe zij in praktijk kan worden gebracht. Om te eindigen met een indicatie van het waartoe: waar is filosofie als wijsbegeerte goed voor?

Wat ik niet zal doen is een inhoudelijke agenda opstellen met onderwerpen. Dat ligt volkomen open. Filosofie is geen actiemachine waaraan kan worden voorgeschreven wat gedacht dient te worden. Waar het in filosofie (opgevat als wijsbegeerte) om te doen is, is niet een bepaald onderwerp noch de kennis van filosofisch gedachtegoed, maar om de manier waarop welk onderwerp dan ook benaderd dient te worden.

In de geschiedenis van de filosofie zijn tal van interessante perspectieven op de menselijke conditie ontwikkeld. Deze perspectieven wil ik zeker niet negeren; integendeel, ik ervaar ze als een verrijking; zij doen mij meer thuis voelen in de wereld! Kennis van de filosofiegeschiedenis vormt een vindgroeve aan mogelijke zienswijzen die goed van pas komt in de omgang met vragen en moeilijkheden die het leven opwerpt. Het kennis nemen en bestuderen van filosofisch gedachtegoed maakt het echter nog niet tot filosofie; je kunt er ook mee omgaan als ideeëngeschiedenis. Wil er sprake zijn van filosofie, dan is er meer nodig. En dat méér wil ik aanduiden als wijsbegeerte; zij vormt het hart van het filosoferen.


Bedreigingen: waar filosofie aan ten onder gaat

Ik weet dat ‘wijsbegeerte’ de vernederlandsing is van ‘filosofie’. Toch, wanneer je alle keren dat er sprake is van ‘filosofie’, het woord zou vervangen door ‘begeerte naar wijsheid’, dan zouden er bizarre, ja ridicule frasen ontstaan. De ‘filosofie van het kabinet’, de ‘filosofie van Trump’, de ‘filosofie van een bank’ of ‘van een organisatie’: heeft dat iets met wijsbegeerte van doen? Kennelijk is er behoefte om willekeurig denkwerk te voorzien van een achtenswaardig label door het te benoemen als ‘filosofie’. Maar wie schiet daar iets mee op?

Behalve deze woordinflatie, zijn er twee tendensen die het beeld van filosofie fors dreigen te vertekenen. Ten eerste is er de versnacking van filosofie. Filosofie moet als hapklare brokken opgediend kunnen worden, en wel zo snel mogelijk: ‘Vernieuw je denken’ in een dagdeel; een uurtje stoa; een socratisch gesprek in een half uur; een stoomcursus ‘hoe word ik een existentialist’. De suggestie wordt gewekt dat een quick-fix mogelijk is. Echter, heeft het zin om dan van filosofie te spreken?

Wijsbegeerte is en blijft een zaak van lange adem. Het oefenen houdt nooit op, zoals ook de zorg voor het zelf nooit ophoudt. Met de filosofische snack wordt de filosofie geprostitueerd, omwille van het snelle geld en om lafhartig te voldoen aan de eisen van marktdenken en media. Filosofie dreigt te verworden tot entertainment voor mensen die hun onnadenkendheid van een schaamlap willen voorzien door zich in hun drukke agenda een denkmomentje te gunnen. Maar wat heeft dat met wijsbegeerte te maken?

De andere tendens speelt zich af in de academische filosofie en heet ‘analytische filosofie’. De laatste decennia raakt ook de Europese filosofie ervan in de ban. Erger nog: filosofie lijkt ertoe gereduceerd te worden. Zeker, logica, denkexperimenten en conceptuele analyse zijn belangrijke instrumenten in de beoefening van filosofie, maar waartoe? Met het oog waarop worden deze instrumenten ingezet? Een menswaardig leven? Een humane samenleving? Zoals de filosofie in de Middeleeuwen dienstmaagd was van de theologie, zo is de analytische filosofie hulpje geworden van de wetenschap, en meer niet. Wanneer je ‘filosofie’ vervangt door ‘wijsbegeerte’, dan is het wijsgerige gehalte doorgaans ver te zoeken in de analytisch filosofische verhandelingen. Het wordt tijd om filosofie opnieuw te laten bloeien als wijsbegeerte, in plaats van haar in de uitverkoop te doen als cerebrale gymnastiek in dienst van wetenschap. 


Aspecten van wijsbegeerte

Waar hebben we het over? Wanneer is filosofie wijsbegeerte? Laat ik drie aspecten noemen, waarzonder geen sprake is van wijsbegeerte: zij is dialogisch; zij is kritisch; en zij is existentieel relevant.

Existentieel relevant

Filosofie als wijsbegeerte is mensbetrokken. Vragen zijn geen willekeurige vragen, maar vragen voor een mens. Anders dan in wetenschap, staat in wijsbegeerte niet kennis voorop, maar levensbetekenis. Wat heeft een situatie of een gebeurtenis te betekenen voor mij als mens? En datzelfde geldt voor kennis: wat is de existentiële relevantie ervan? Wetenschap doet onderzoek naar iets voorbij de menselijke betrokkenheid erbij. Zij kan onderzoeken wat de vernietigende kracht is van een explosief zonder zich af te vragen of wij dat effect ook voor onze rekening willen nemen. Zij kan onderzoek doen naar de werking van de hersenen zonder zich af te vragen wat de morele implicaties ervan zijn. Wijsgerig ben ik juist wel geïnteresseerd in wat iets voor mij als mens te betekenen heeft. Wat is de zin van een bepaalde actie of kennis? Wat zijn consequenties ervan voor ons zelfverstaan? Welke waarden zijn in het geding?

Wijsbegeerte thematiseert menselijke betrokkenheid. Geen gratuite gewichtigdoenerij. Geen denkspelletjes over zaken die mij verder niet aangaan. Er is sprake van wijsbegeerte wanneer denken een verschil maakt in het leven van degene die zich eraan wijdt. Zij is van existentieel belang: door wijsgerig te denken zet ik mijzelf op het spel. Wanneer ik denk over de menselijke conditie, dan betreft het mij, als mens. Het gaat mij aan. Ik denk omdat het leven mij te denken geeft, en ik wil weten hoe het zit.

Als oervader van de filosofie wordt vaak verwezen naar Socrates. Hij was geen veredelde docent die alleen bezig was zijn gehoor te onderwijzen, noch een trainer avant la lettre die bij anderen iets teweeg wilde brengen. Socrates werd eerst en vooral zelf gedreven door een passie voor waarheid, en in dat onderzoek nam hij anderen mee, wilde met hen iets uitzoeken, en stimuleerde al doende ook bij hen een passie voor waarheid. (1) Denken achtte hij van levensbelang, omdat we anders speelbal zijn van onze omstandigheden of van heersende vanzelfsprekendheden. Door na te denken kunnen we zorg dragen voor het welzijn van de eigen ziel, zoals hij het noemde. Kortom, wijsbegeerte maakt een verschil, omdat wel of niet nadenken een verschil maakt in hoe we leven.


Kritisch

Wijsbegeerte is kritisch, in de zin van onderscheidend. Met name door onderscheidingen aan te brengen in wat zich anders voordoet als een kluwen of als wirwar aan mogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is eerder de revue gepasseerd: door filosofie als wijsbegeerte te onderscheiden van andere opvattingen van filosofie. Onderscheidingen zijn niet waardevrij; integendeel: zij voeren juist waarden in waar deze eerst ontbraken en stellen in staat tot evaluatie van een stand van zaken (in ons geval: de wijze waarop filosofie wordt beoefend). Door redenen te geven voor een bepaald onderscheid wordt de mogelijkheid geopend voor discussie en verdergaand onderzoek.

Wijsbegeerte is ook kritisch in de zin dat gangbare meningen en heersende opvattingen niet voor lief worden genomen, maar nader onderzocht. Een belangrijke filosofische vraag is dan ook: is dat zo? Het is begrijpelijk dat in het dagelijks verkeer vanzelfsprekendheden een grote rol spelen. Het wordt lastig wanneer we bij alles wat gezegd wordt een vraagteken zetten. Filosofie is de gelegenheid om dat wel te doen.

In de socratische methode wordt gesproken van het eigen ‘waarheidsgevoel’. Wat maakt dat we met een bewering instemmen? En wat maakt dat we ons afvragen of het wel klopt wat iemand zegt? Beide zijn uiting van ons waarheidsgevoel. Het is mogelijk dat we nog niet precies weten waarom we dat gevoel hebben, het vergt misschien een zoekend en tastend denken om dat helder te krijgen, maar we hebben dat gevoel al wel. In wijsbegeerte wordt het eigen waarheidsgevoel voluit serieus genomen. De twijfel mag er zijn, wordt welkom geheten. Vertrouwen krijgen in het eigen waarheidsgevoel is cruciaal voor het ontwikkelen van kritische zin en ligt aan de basis van individualiteit. Het getuigt van een wijsgerige houding wanneer we de bereidheid hebben om onvanzelfsprekend te laten worden wat we eerder dachten te weten of apprecieerden.


Dialogisch

Tenslotte het dialogische aspect. Ik doel daarmee niet zozeer op de praktijk van het voeren van gesprekken, maar op het doorbreken van het monologische van het dagelijkse denken. Wijsbegeerte betekent dat ik in dialoog ga met mijn eigen denken, me afvraag wat mijn uitgangspunten zijn, mijn waarden, mijn opvattingen over deze of gene kwestie. Kan ik hen handhaven, of verdienen ze bijstelling? Dat is de eigenlijke dialoog. Zonder deze betrokkenheid op het eigen denken is er überhaupt geen sprake van filosofie.

Dit zelfgesprek blijkt echter tamelijk lastig. Het is moeilijk om louter denkend stil te blijven staan bij de eigen wijze van denken. Gedachten glippen gemakkelijk weg. Wat kan helpen is om via een gesprek met een ander in dialoog te gaan met het eigen denken. Ten eerste omdat een gesprek uitnodigt om mijn gedachten te veruiterlijken: ik hoor mezelf iets zeggen. Met eventueel de vraag: is dat kennelijk wat ik denk? Ten tweede maak ik iemand deelgenoot, wat een doorbreking kan betekenen van de vanzelfsprekendheid die de gedachte voor mij heeft. En ten derde kan de ander fungeren als kritische spiegel: de ander merkt iets op wat aan mijn aandacht is ontsnapt of zet er een vraagteken bij.

Zoals gezegd blijft nadenken over het eigen denken lastig. Behalve het gesprek is een ander hulpmiddel: ‘hardop’ denken op papier. Het weerwoord van de ander ontbreekt, maar de veruiterlijking van het eigen denken in het schrijven heeft als voordeel dat ik rustig kan kijken naar wat ik kennelijk denk.

Verder is er de kennismaking met het gedachtegoed van filosofen als stimulans voor de primaire dialoog. Vaak wordt filosofie voorgesteld als kennismaking met grote denkers: wat hebben zij te zeggen? Echter, als het hierbij blijft, is er nog geen sprake van filosofie. Wat dan ontbreekt is de betrokkenheid op het eigen denken. Dit vergt een dialogische lezing van teksten. (Hierover later meer.)


Wijsbegeerte in praktijk

Wijsbegeerte vergt oefening. In de Oudheid was je geen filosoof vanwege de ideeën die je erop nahield, maar omdat je manier van leven wijsgerig was. (2) En die manier van leven werd gevoed door oefeningen. Dat is niet veranderd. Wie filosofie (opgevat als wijsbegeerte) tot onderdeel van zijn leven wil maken, kan niet zonder oefening.

Hedendaagse oefeningen zijn bijvoorbeeld de diverse gespreksvormen die zijn ontwikkeld in praktische filosofie. Ik denk aan het filosofisch café, het socratisch gesprek en het filosofisch gesprek zoals dat vorm heeft gekregen in het filosofisch consulentschap. Maar er zijn er meer. Het betreft vooral gespreksvormen die de gelegenheid bieden om het eigen denken te onderzoeken, om misverstanden en verwarring op te helderen en om opvattingen, waarden en parti-pris te bevragen, eventueel bij te stellen. Het is nu niet de gelegenheid om op deze gespreksvormen uitgebreid in te gaan. Er bestaat ondertussen de nodige literatuur over. (3)

Om de drie aspecten van filosofie als wijsbegeerte (te weten existentieel relevant, kritisch en dialogisch) te cultiveren is het aantal oefeningen in principe eindeloos. Ik wil nog kort stilstaan bij twee oefeningen waar ik zelf veel aan heb, namelijk het wijsgerig lezen van teksten en meditatie.


Wijsgerig lezen

In praktische filosofie bestaat de neiging om alles te verwachten van het ‘zelf nadenken’, alsof het voldoende is om zichzelf en elkaar te bevragen. Mij lijkt dit een beperkte visie. Ik leer veel van filosofen en andere auteurs. Niet alleen voeden zij mijn denken met gezichtspunten waar ik zelf niet op zou komen; ook scherpen ze mijn eigen denken, juist door het te provoceren en door mijn eigen ‘ongedachte’ zichtbaar te maken: aannames die ik voor lief neem, maar die allerminst vanzelfsprekend blijken te zijn. Daarom hecht ik eraan om iets te zeggen over ‘wijsgerig lezen’.

Wat behelst een wijsgerige lezing van teksten? Het betreft niet zozeer het soort teksten dat ik lees, maar de houding waarmee. En een filosofische tekst biedt geen garantie. Ook zij kan op een heel onwijsgerige wijze worden gelezen. Bijvoorbeeld door louter te focussen op de ideeën van de schrijver, op de opbouw van het betoog of op de strekking ervan. Een wijsgerige lezing van een tekst ligt in het verlengde van de eerdergenoemde elementen: existentieel relevant, dialogisch en kritisch.

Wijsgerig lezen betekent dat ik in dialoog ga met een tekst. Of dit gebeurt, ligt niet aan het boek, maar aan mij. Wanneer ik louter afstem op het denken van de ander, zal ik zelf buitenspel blijven. Het is als een interviewer die slechts geïnteresseerd is in de opvattingen van de geïnterviewde: het zwaartepunt ligt eenzijdig bij de ander. Een tekst kan mij provoceren tot nadenken; ik kan mij laten bevragen door een tekst; zij kan mij op andere gedachten brengen of mij anders doen denken over mijn eigen queeste, mits ik ervoor opensta en mits ik mij iets aantrek van de vragen, ideeën en argumenten die worden gepresenteerd.

Dat geldt ook andersom: een weerwoord is mogelijk. Wanneer ik in gesprek ben, zijn er altijd twee partijen, en er is pas sprake van een gesprek, wanneer beide partijen evenwaardig aan het woord komen (zo niet, dan is er sprake van een interview of een hulpgesprek). Dat kan ook bij het lezen van een boek: de schrijver spreekt tot mij, en wanneer dat maakt dat er bij mij een reactie opkomt, in de vorm van een vraag, een opmerking of een (al dan niet kritische) kanttekening, dan kan dat mij aanzetten tot denken of schrijven. Kortom: ik breng mijzelf in het spel. Dialogisch een boek lezen gebeurt dus niet door het uitschakelen van wat ik zelf vind bij het lezen, maar juist in te schakelen. Of minstens: ruimte geven aan wat er bij me opkomt.

Door een boek wijsgerig te lezen, probeer ik niet alleen een auteur te begrijpen; óók blijft de vraag wat ik door het lezen van een tekst zelf wijzer word over menszijn, en dus over mijzelf en de wereld waarin ik leef.

Eerlijk gezegd heb ik tijdens mijn studie filosofie nauwelijks geleerd om op een wijsgerige wijze teksten te lezen. Waarin ik werd geoefend, was een academische benadering: wat heeft de filosoof te zeggen? Hoe verhoudt de tekst zich tot andere teksten van dezelfde filosoof? Hoe reageert hij op eerdere filosofen? Welke rol spelen omstandigheden, inclusief cultureel-maatschappelijke? Dit alles kan veel interessants opleveren, maar het is daarmee nog niet van wijsgerig belang. Een wijsgerige lezing van een tekst gebeurt pas wanneer ik mijn eigen waarheidsgevoel er actief in betrek en wanneer ik bereid ben om mijzelf door de ontmoeting met de tekst te laten veranderen.

Twee hulpmiddelen ter bevordering van wijsgerig lezen zijn de leesgroep en schrijven. Wat betreft de leesgroep: weten dat de eigen leeservaring tot onderwerp van gesprek kan worden werkt als een uitnodiging om expliciet te letten op de vragen en kanttekeningen die het lezen van de tekst oproept. Bovendien kan de eigen leeservaring worden getoetst aan die van anderen. De dialoog met de tekst wordt zo tot een intersubjectief gebeuren.

‘Hardop’ denken op papier kan ook een hulpmiddel zijn. Opschrijven wat opkomt bij het lezen van een tekst: vragen, invallen, kanttekeningen, etc. ‘Tijd winnen door tijd te nemen’, zoals een docent het ooit verwoordde. Wanneer ik tijdens het lezen de tijd neem om iets te doen met hetgeen de tekst in mij oproept, maak ik het eigen waarheidsgevoel vruchtbaar en verhinder ik dat ik al lezend mijzelf monddood maak.


Meditatieve praktijk

Ongeveer zolang als ik aan filosofie doe, doe ik ook aan zitmeditatie. Ik ervaar deze oefening als een belangrijk ingrediënt in het proces van bewustwording, zowel naar mezelf toe, als in de interactie met anderen.

Het is jammer dat vanuit de reguliere filosofie nog vaak met scheve ogen wordt gekeken naar zitmeditatie en aanverwante oefeningen. Dit wijst op een identificatie van filosofie als een theoretische activiteit. Wanneer filosofie evenwel wordt opgevat als wijsbegeerte, dan ligt het meer voor de hand om ook aandacht te besteden aan oefeningen, inclusief meditatie.

Meditatie oefent in het gewaarzijn van het eigen denken en voelen. Het gaat er dan niet zozeer om wát er inhoudelijk in mij omgaat en om dat dan verder uit te werken, maar om te constateren dát er iets in mij omgaat. Meditatie creëert ruimte waardoor ik merk wat ik denkend en voelend aan het doen ben, waardoor ik er niet per se mee samenval.

Dit gewaarzijn heeft zo zijn voordelen. Bijvoorbeeld dat ik merk dat ik weer op een van mijn stokpaardjes ga zitten. Het wordt dan gemakkelijker om er weer af te stappen. Ook helpt het om te constateren in welke denkschema’s ik gevangen zit. Deze bewustwording is een eerste stap om er afstand van te nemen, mocht dat nodig zijn. Door meditatief ruimte te maken, kunnen denkfixaties worden ontstold en kunnen sterke opvattingen worden ontdaan van hun neiging tot verabsolutering. Sowieso heeft oefening in gewaarzijn als voordeel dat ik blijf beseffen dat ik méér ben dan ik denk.


Waartoe filosofie als wijsbegeerte?

Waar is dit alles goed voor? Heeft het enig nut om zich in te laten met filosofie opgevat als wijsbegeerte? Laat ik enkele punten aanstippen.

De vraag naar zin en betekenis verwijst naar degene die zich de vraag stelt: een mens. Bestaat er wel zin en betekenis buiten degene die ernaar vraagt? Wat het antwoord ook mag zijn, feit blijft dat wij mensen de enige levende wezens zijn die zich de vraag stellen. Kennelijk kunnen we niet om de vraag naar zin en betekenis heen, en wijsbegeerte geeft vorm aan deze behoefte.

We leven in een tijd en cultuur waarin we geacht worden zelf keuzes te maken en een eigen oordeel te vormen over morele en levensbeschouwelijke kwesties. Hoe komen we tot een eigen opvatting over wat een zinvol leven is, over juist handelen en over wat rechtvaardig is? Daar komt nog bij dat we leven in een cultuur die vooral diversiteit te bieden heeft, ook in antwoorden op existentiële vragen. Hoe hierin te kiezen? Hoe zelf uit te maken wat goed of waar is? Wie of wat betrekken we in dit onderzoek? (4) Voor deze en soortgelijke vragen is een wijsgerige benadering onmisbaar, juist omdat wijsbegeerte mensbetrokken is en zich bekommert om existentiële relevantie.

Wat kan filosofie als wijsbegeerte bewerkstelligen waardoor zij geschikt is voor bovengenoemde taken? Laat ik enkele punten aanstippen, zoals die voor mij gelden:
. Het aanscherpen van onderscheidingsvermogen, met name door te leren uit ervaring en door zich af te vragen wat de relevantie is van opgedane kennis. Vanouds wordt onderscheidingsvermogen gezien als onmisbaar voor het ontwikkelen van praktische wijsheid, en er is geen reden om daar nu anders over te denken.
. Het ophelderen van verwarring, en aldus werken aan een opgeruimd gemoed. Verwarring presenteert zich vaak als onontwarbare kluwen, maar dat hoeft niet zo te blijven. En het vruchtbaar maken van verwarring zou weleens dicht in de buurt kunnen komen van wijsheid.
. Het ontwikkelen van een kritisch bewustzijn, nodig voor een gezonde individualiteit en om niet onnadenkend speelbal te zijn van omstandigheden. Uitgangspunt voor deze ontwikkeling is het eigen waarheidsgevoel.

Hiermee kan filosofie bijdragen aan een bloeiend leven en aan de wording van een vrije geest. Wijsbegeerte vat ik dan ook op als een vrijheidspraktijk. Anders gezegd: filosofie is belangrijk voor het hooghouden en cultiveren van menswaardigheid, zowel op het persoonlijke vlak als cultureel-maatschappelijk, en wel door zich kritisch te verhouden tot welke gevestigde waarheid of praktijk dan ook, met de vraag of zij aan de belofte van menszijn beantwoorden. Filosofie heeft misschien geen nut, in de zin dat zij prestaties bevordert of opbrengsten verhoogt, maar zij is wel zinvol, in zoverre zij de ongeneeslijk menselijke vraag naar zin en betekenis adresseert.

Over al deze punten valt nog veel te zeggen.


Tot slot

In dit essay heb ik een pleidooi willen houden voor filosofie als wijsbegeerte. Filosofie is meer dan dat, maar als de wijsbegeerte ontbreekt, dan ontbreekt het hart van welke filosofische onderneming dan ook. Wil de filosofie toekomst hebben, dan zal zij niet moeten vergeten wat haar bijzonder en noodzakelijk maakt. Ik heb mij niet willen uitspreken over onderwerpen die op de agenda van filosofen zouden moeten komen te staan. Elke situatie, zowel persoonlijk als cultureel-maatschappelijk, zal haar eigen vragen oproepen. Mij gaat het om de benadering van welk vraagstuk dan ook, wil er sprake zijn van filosofie: een wijsgerige houding.


NOTEN:
.1.: Voor passie voor waarheid bij Socrates, zie Foucault (2011)
.2.: Zie het werk van Pierre Hadot, m.n. ‘Filosofie als manier van leven’
.3.: Zie voor meer informatie de literatuurlijst.
.4.: Zie ‘Bronnen van het zelf’ waarin Charles Taylor de ontstaansgeschiedenis van het moderne zelf onderzoekt.


LITERATUUR:
. Boele, D., The Training of a Philosophical Counselor. In: Ran Lahav and Maria da Venza Tillmanns (ed.), Essays on Philosophical Counseling. University Press of America, Lanham, 1995.
. Boele, D., The “Benefits” of a Socratic Dialogue. Or: Which Results Can We Promise? In: Inquiry. Critical Thinking Across the Disciplines. Spring 1998. Vol. XVII, No 3.
. Boele, D., Het socratisch gesprek. Een oefening in levenskunst. In: Olga Crapels & Edgar Karssing (red.), Filosoof in de praktijk. Van Gorcum, Assen, 2000.
. Boele, D., Bij wijze van gespreksleiding. Over visieontwikkeling, zich inleven en levenskunst. In: J. Delnoij en W. van Dalen (red.), Het socratisch gesprek. Damon, Budel, 2003.
. Boele, D., Une autre façon de philosopher. In: Eugène Calschi (dir.), Philosopher au café. 3e Colloque international. Ouverture et recherche de sens. La Gouttière, 2003.
. Boele, D., Opgeruimd gemoed. In: Prana, tijdschrift voor spiritualiteit en randgebieden der wetenschappen. Nummer 142, april/mei 2003/2004. 29e jaargang nr 4.
. Boele, D., Openbaar filosofisch spreekuur in het café. Een goed gesprek over gezonde problemen. Deviant. Tijdschrift tussen psychiatrie en maatschappij. Nummer 43. Jaargang 11. December 2004.
. Boele, D., Socratisch gesprek. In: Wouter van de Graaf, Mark Janssen, Heinz Mölders (red.), Versterkende gesprekken. Van monoloog naar dialoog en multiloog. Emancipatoire gesprekken rond zorg en welzijn. Tobi Vroegh, Amsterdam, 2012.
. Delnoij, J. en W. van Dalen (red.), Het socratisch gesprek. Damon, Budel, 2003.
. Foucault, M., De moed tot waarheid. Het bestuur van zichzelf en de anderen II. Colleges aan het Collège de France (1983 – 1984). 2011. Boom, Amsterdam.
. Hadot, P., Filosofie als een manier van leven. Ambo, Amsterdam, 2003.
. Hadot, P., Oefeningen van de geest. Het antieke denken en de kunst van het leven. Ambo, Amsterdam, 2005.
. Kessels, J., Socrates op de markt. Filosofie in bedrijf. Boom, Amsterdam, 1997.
. Kessels, J, E. Boers, P. Mosterd, Vrije ruimte. Filosoferen in organisaties. Boom, Amsterdam. 2002.
. Nelson, L., De socratische methode. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 1994.
. Taylor, C., Bronnen van het zelf. Lemniscaat, Rotterdam. 2007.



Over de auteur:

Dries Boele studeerde aan enkele kunstacademies en vervolgens filosofie in Amsterdam en Parijs. Hij is vanaf 1983 betrokken geweest bij de ontwikkeling van praktische vormen van filosofie. Sinds 1990 werkzaam als praktiserend filosoof, in en buiten Nederland, m.n. filosofisch consulentschap, socratische gesprekken en dilemmatrainingen. O.a. voor Nijenrode University, Amsterdamse politie, artsen, gevangenen, managementteams en diverse onderwijsinstellingen. Daarnaast geeft hij leesgroepen en cursussen, m.n. filosofie van de levenskunst. Ook als filosofische vakantie, o.a. in Zuid-Frankrijk, Griekenland en bij de ISVW (Leusden). Hij verzorgt een training voor socratische gespreksleiders en doet onderzoek naar filosofie met het oog op levenskunst en samenleving. Sinds 1994 leidt hij een filosofisch café in Amsterdam.

Drs Dries Boele, Spaarndammerplantsoen 108, 1013 XT Amsterdam, 020-6867330

Email: driesboele@wxs.nl   Website: http://home.kpn.nl/boele097

1 reacties:

  • Op 28 september 2017 om 23:37 , Blogger Unknown zei...


    Vanuit historisch perspectief lijkt filosofie een soort proto-wetenschap ('natural philosophy'), waarbij mensen er gewoon genoegen in scheppen om over dingen na te denken en inzicht trachten te verwerven in de wetmatigheden en patronen die ten grondslag liggen aan de werkelijkheid of het menselijk bewustzijn.
    Bv de vraag of er een grens is aan hoe klein iets kan zijn. Je hebt bv een stukje goud en je kunt dat stukje opdelen in twee kleinere stukjes en die kun je op hun beurt weer opdelen. Dat roept de vraag op of je dat proces in principe eindeloos
    zou kunnen herhalen, of dat je op een gegeven moment op een fundamentele
    grens komt (een atomaire hoeveelheid goud).
    Zolang je nog geen technologie voor handen hebt om deze vraag te beantwoorden, kun je er vrij over speculeren en argumenten bedenken waarom er al dan niet sprake zou zijn van atomen of dat er alleen praktische redenen kunnen zijn die kunnen verhinderen om zeer kleine hoeveelheden verder op te splitsen (afhankelijk van de gebruikte methode).
    Nu we technologie hebben om empirisch het bestaan van atomen aan te tonen, is het logischerwijs ook niet langer relevant of interessant om te speculeren over de
    vraag of ze bestaan, maar is het wel prettig om kennis op te doen van de manier waarop materie en energie zijn opgebouwd uit elementaire bouwstenen (atomen en subatomaire deeltjes zoals fermionen en bosonen).
    Er zijn andere onderwerpen zoals het menselijk bewustzijn waarbij de wetenschap nog niet over de technologie lijkt te beschikken om dit systematisch te ontrafelen, maar aan de andere kant kun je je ook afvragen of het zinvol is om over de aard van het menselijk bewustzijn te speculeren als er geen voor de hand liggende manieren zijn om deze speculaties empirisch te toetsen. Alhoewel hersenscanners het langzaam maar zeker mogelijk maken om in steeds meer detail waar te nemen wat er precies in de hersenen gebeurt terwijl iemand mentaal actief is.
    Wat dat betreft gaan we een interessante tijd tegemoet als computers in de nabije toekomst mogelijk een stap zetten van kunstmatige intelligentie naar kunstmatig bewustzijn. We weten niet of bewustzijn iets universeels is wat onze identiteit als mensen met een evolutionaire oorsprong zou kunnen overstijgen.

    Je kunt je ook afvragen of ons 'individuele' menselijk bewustzijn in feite
    niet grotendeels bestaat uit alle collectief en over vele generaties
    opgespaarde kennis en inzicht (als een soort collectief bewustzijn waar
    je uit kunt putten door je te verdiepen in de beschikbare kennis).

    Andere vragen, zoals hoe het leven op aarde begonnen is en wat precies het verschil is tussen levende en dode materie, lijken zich meer te lenen voor filosofische speculatie, aangezien we dat tot op zekere hoogte empirisch kunnen toetsen. Zolang er nog geen wetenschappelijke kennis beschikbaar is omtrent hoe evolutie in gang gezet zou kunnen worden, kunnen we filosoferen en speculeren over mogelijke scenario's, maar wel in het licht van de beschikbare wetenschappelijke kennis omtrent evolutie, geofysica en kosmologie en andere relevante onderwerpen.

     

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage