Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 11 februari 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (1-2-09): J.S. Mill

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 1-2-2009. Onderwerp: Godsdienstkritiek: tot hoever mag het gaan?
De meeste citaten komen uit: John Stuart Mill, Over vrijheid. (1978, Boom)



John Stuart Mill (1806-1873)

De menselijke natuur is geen machine, die moet worden gebouwd naar een bepaald model (…), maar een boom die moet groeien, die zich naar alle kanten moet kunnen ontwikkelen afhankelijk van de innerlijke krachten die hem tot iets levends maken.

De enige vrijheid die deze naam verdient, is die om ons eigen welzijn op onze eigen manier na te streven, zo lang wij niet trachten anderen het hunne te ontnemen, of hun pogingen om dit te bereiken in de weg staan.

Als de gehele mensheid met één uitzondering dezelfde mening had, terwijl die ene persoon een tegengestelde opvatting koesterde, dan zou de mensheid even weinig recht hebben om die ene persoon tot zwijgen te brengen dan hij zou hebben om de mensheid het zwijgen op te leggen als hij de macht had. [...] Het bijzondere kwaad van de onderdrukking van de meningsuiting is dat daardoor de mensheid iets ontnomen wordt; het nageslacht evengoed als de huidige generatie; de mensen die zich tegen deze mening verzetten nog meer dan de aanhangers daarvan.

Het nut van een opvatting is zelf een kwestie van opvatting; even betwistbaar, even vatbaar voor twijfel, en evenzeer discussie vereisend, als die opvatting zelf.
Het [godsdienstig geloof] is een in veel opzichten leerrijk geval, en niet in het minst omdat het een treffend voorbeeld vormt van de feilbaarheid van wat men het moreel gevoel noemt; want de religieuze haat van de oprechte geloofsfanaticus is een van de meest ondubbelzinnige gevallen van moreel gevoel. De mensen die als eersten het juk braken van de kerk die zichzelf de universele kerk noemde, waren in het algemeen even weinig bereid om verschil van religieuze opvatting toe te staan als die kerk zelf. Maar toen het vuur van de strijd was gedoofd, en elke kerk of sekte werd gedwongen haar ambities te beperken tot het behouden van het terrein dat zij innam, zagen de minderheden in dat zij geen kans maakten om meerderheden te worden, en moesten zij de mensen die zij niet konden bekeren wel vragen of zij er zelf een andere mening op na mochten houden.

Tijdperken zijn evenmin onfeilbaar als individuen. In elke tijd zijn er meningen geweest die in daarop volgende perioden niet alleen verkeerd, maar ook absurd werden gevonden. Daarom is het zeker dat veel meningen die nu algemeen gangbaar zijn in de toekomst verworpen zullen worden.

Bescherming [...] tegen de willekeur van de uitvoerende macht is niet genoeg. Er is ook bescherming nodig tegen de druk van de gangbare meningen en opvattingen, tegen de neiging van de maatschappij om, met andere middelen dan het strafrecht, haar eigen ideeën en gewoontes op te leggen aan mensen die daarvan afwijken; tegen de neiging om de ontwikkeling te belemmeren en waar mogelijk het ontstaan te voorkomen van enige persoonlijkheid die niet past in het gangbare gedrag, en om alle karakters te dwingen zich naar dat ene model te vormen. Het vaststellen van die grens en het beschermen daarvan tegen inbreuk, is even onmisbaar voor een gezonde stand van zaken in het menselijk bestaan als bescherming tegen politieke despotie.

Beproef jezelf onvermoeibaar totdat je het hoogste vindt waar je toe in staat bent, je vermogens en omstandigheden in acht genomen, en doe dat dan.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage