db (vanaf 8 december 2007)
Afgelopen zaterdag, 8 december, was er een conferentie over levenskunst bij de ISVW in Leusden. Georganiseerd door de VFP en VFO, twee beroepsverenigingen; de eerste van praktiserend filosofen, de andere van filosofen in het onderwijs. Inleidingen van Dick Kleinlugtenbelt en Joep Dohmen. Daarna een twaalftal workshops in twee shifts. Volle bak. Negentig deelnemers. En het hadden er veel meer kunnen zijn, maar het maximum was bereikt. Goede sfeer, veel onbekenden. Kennelijk spreekt het thema aan.
De verhalen horend, lijkt levenskunst geen onderwerp te zijn voor grote controverses. Er zijn uiteraard accentverschillen, maar vooral het gemeenschappelijke valt mij op. Zoals het teruggrijpen op de Oudheid, en elementen (of ‘bouwstenen’) die als kenmerkend worden beschouwd voor levenskunst (zoals de aandacht voor levenshouding). Kennelijk hebben we allemaal dezelfde boekjes gelezen (m.n. Hadot en Foucault). Verschillen blijken vooral in de uitgangspositie, de analyse van de huidige situatie, en de remedie daarvoor.
Joep D zegt zelf een moralist te zijn, en dat bleek ook dit keer. In zijn lezing toonde hij zich gemotiveerd door onbehagen. Onbehagen met het wijdverspreide consumentisme en de ‘voortwoekerende negatieve vrijheid’; levenskunst zou de nieuwe publieke moraal moeten worden. Bij Dick K niet echt de behoefte om in crisistermen te spreken over de huidige samenleving. Hij bracht een aantal hoofdpunten inzake levenskunst voor het voetlicht, met aandacht voor verschillende insteken. Levenskunst in meervoud. Wat dat betreft was de vraag verhelderend die hij opwierp: vanuit welke stemming begrijp je het leven? Verwondering, zoals bij Plato? Onbehagen, zoals bij Joep? Of nog weer een andere stemming? Jan F was er ook; hij zei de ‘jouissance’ te missen in de verhalen over levenskunst. Inderdaad, het genieten krijgt nog weinig aandacht; misschien associeert het voor sommigen teveel met consumentisme.
Van waaruit probeer ik het leven te begrijpen? Wel, als ik kijk naar de gemoedstoestand die ik nastreef, dan is dat een ‘opgeruimd gemoed’. In een ander verband heb ik het ook wel genoemd: ‘levenliefhebbend leven’. Het zijn aanduidingen die de insteek typeren waar ik voor ga. Levenskunst omdat ik van het leven hou en omdat ik dit wil blijven doen. Staat dat dan los van maatschappijkritische analyse en kritiek? Allerminst, maar onbehagen met de cultuur is niet mijn hoofdmotivatie. Ik probeer te vermijden om in oppositie met het dagelijks leven te leven, - zoals ik wel eens merk bij cultuurcritici en radicale idealisten: niets deugt, alles moet anders. Het klinkt dan alsof het leven zelf niet deugt, - met zo’n houding heb ik helemaal niets; heb geen behoefte om alles in azijnzuur onder te dompelen. Ik probeer problemaholisme verre van me te houden. Liever vertrek ik vanuit levensbeaming, om vervolgens te kijken wat dan eventueel moeilijkheden oplevert. Problemen zijn er zeker, maar ik zie het leven niet als een ‘probleem’ dat ik levenslang probeer op te lossen.
En wat betreft het consumentisme, ik geloof er niet zo aan. Er zullen zeker consumptieverslaafden zijn, maar zijn dat meer dan uitzonderingen? Opmerkelijk genoeg weten critici van het consumentisme nooit voorbeelden te noemen van mensen die zij zelf kennen. Over wie gaat het eigenlijk? Natuurlijk, er zijn mensen die erg bezig zijn met spulletjes, hun huis, geld verdienen etc; maar is dat werkelijk zo’n ramp? En nieuw is het zeker niet; ik zou wel eens willen weten of er ooit een tijd of cultuur heeft bestaan waarin mensen helemaal niet met dat soort zaken bezig waren. Waarschijnlijk onvindbaar.
Belangrijker vind ik het dat wanneer mensen iets anders willen dan geld verdienen, consumeren etc, dat er dan ook alternatieve opties voorhanden zijn, zodat men niet noodgedwongen moet blijven doen wat men al deed, terwijl men aan iets anders toe.
Ik ben het er mee eens dat de maatschappijbrede nadruk op productie en consumptie (in reclame, in economisch beleid) mensen riskeert te reduceren tot consumenten. Een kritische houding is gewenst. Ook kan ik me voorstellen dat steun welkom is bij het tegenwicht bieden aan die tendens; niet iedereen zal uit zichzelf weerstand weten te bieden aan de retorica van de markt.
Niet alleen de politiek heeft hierin een rol te spelen, bijvoorbeeld door excessen in marktwerking tegen te gaan en door de burger te beschermen tegen teveel of misleidende reclame. Ook filosofie, religie en kunst zijn van belang voor het vormen van tegenmacht en voor het herstellen van een menswaardig evenwicht: met name door een kritische blik te cultiveren en door gelegenheid te bieden om onszelf (opnieuw) te ervaren als een geheel, en niet slechts als consument of als werker. Echter, het moraliserend gefoeter op consumentisme haalt m.i. weinig uit en zal de meeste mensen niet aanspreken. Wat heeft het voor zin om een vijand te maken van wat we dagelijks doen, consumeren, aan de hand van het exces? Ik hou er niet van de uitzondering tot regel te maken, hoe mooi het ook klinkt. Het is beter om alternatieven te ontwikkelen, inclusief een visie op de hele mens, en om dat toegankelijk te presenteren en ook de gelegenheid te bieden tot praktiseren.
In mijn workshop ben ik ingegaan op het verband tussen levenskunst en praktische filosofie, onder de titel: ‘Levenskunst in de praktijk. Over praktische vormen van filosofie als oefening in levenskunst.’ Er was veel belangstelling voor. Als onderdeel van de workshop was ik van plan een oefening te doen, maar heb dat door het grote aantal deelnemers (circa 25) laten schieten. Het zou onmogelijk zijn geweest om er goed op in te gaan. Wel heb ik de oefening aan de groep voorgelegd; wie weet doet men er nog eens iets mee.
De oefening: in drietallen de volgende vragen te bespreken. ‘Heeft het ‘goede leven’ oefening nodig? Zo ja, heb je zelf oefeningen of gewoontes om de kwaliteit van je dagelijks leven te vergroten of op peil te houden?’ Een complexe kwestie, uiteraard. Om te beginnen al de vraag wat je onder het ‘goede leven’ verstaat. En dan nog het onderzoek naar je eigen dagelijkse doen en laten: wat is bevorderlijk? Het zijn vragen die je je bij herhaling zou moeten stellen (waardoor het op zich reeds een levenskunstige oefening zou kunnen worden!). Toch had het aardig geweest om er in de workshop een begin mee te maken. Wellicht dat de oefening interessant materiaal zou hebben opgeleverd, ter inspiratie van elkaar en als opstap naar de vraag hoe een hedendaagse levenskunst in te oefenen.
Hoe geef je invulling aan een workshop over levenskunst? De tijd, anderhalf uur, vond ik het grootste hoofdbreken. Ik wilde niet alleen een oefening doen. Zonder context zou het allemaal wat mager blijven. Terwijl het me juist te doen was om de vraag: hoe levenskunst meer te laten zijn dan een mooi concept? Hoe haar een levenspraktijk te laten zijn? Het leek me daartoe van belang om een verband te leggen met een eerdere periode waarin levenskunst in filosofie een hoofdrol speelde, als manier van leven: in de Oudheid.
Ik heb er nog aan gedacht om een verkorte versie van een artikel dat ik bezig ben te schrijven over deze thematiek gewoon voor te lezen. Met zo’n tekst zou ik kort en krachtig iets kunnen neerzetten, als basis, om van daaruit gezamenlijk onderzoek te doen. Eventueel krijgen deelnemers een kopie mee, zodat ze er later nog eens naar kunnen kijken. Heb er toch van afgezien. Saai, lijkt me, om zo’n voorgelezen tekst te moeten aanhoren, ook al is het kort en krachtig geformuleerd. Bovendien niet erg in overeenstemming met het karakter van een workshop.
Wat ik wel heb gedaan is een schets geven van mijn opvatting van levenskunst en vervolgens praktische vormen van filosofie gepresenteerd als oefeningen in levenskunst. Ik dacht daarbij met name aan socratisch gesprek, filosofisch consulentschap, filosofisch café en leesgroepen. Als oefenplekken voor diepgang, onderscheidingsvermogen en inleving bijvoorbeeld. Tenslotte heb ik beide met elkaar in verband gebracht, levenskunst en praktische filosofie, als manifestatie van een nieuw paradigma in de filosofie. En dit alles in een interactief format, met ruimte voor vragen, opmerkingen en enige discussie. Het had hierdoor toch nog enigszins het karakter van een workshop.
Ik had me wellicht teveel voorgenomen. Een cursus van een week zou mooi zijn geweest! Iets voor in de zomer.
14 december 2007
Harrie wordt steeds verbaler. Opvallend is het combineren. Eerst waren het enkele woorden die hij uitsprak, meestal in aanwijzende zin. Sinds enige tijd zijn daar combinatie van twee of meer woorden bijgekomen. Soms lijkt hij ook zinnetjes te brabbelen; ik kan ze nog niet helemaal verstaan. Het langste zinsdeel dat ik hem duidelijk hoorde uitspreken was: ‘spelen op de grond’. Het was een commando uiteraard: of ik maar even op de vloer wilde gaan zitten om met hem te spelen.
Uit zijn gedrag valt op te maken dat Harrie al veel en veel meer snapt dan hij kan zeggen, maar dat is al lang zo. Eerder liep hij op de vraag: ‘waar is vosje?’ (zijn knuffelbeest) naar de plek waar zijn knuffelbeest lag; nu zegt hij ‘binnen’ of ‘keuken’. Soms weet ik niet of hij werkelijk snapt wat de vraag was wanneer hij met ‘ja’ of ‘nee’ antwoordt, maar het lijkt erop dat hij het meestal niet zomaar zegt.
Tegelijk nemen nee-zeggen en eigenzinnigheid toe. ‘Nee’ betekent niet per se dat hij iets niet wil (doen), maar het moet toch even gezegd worden. Daarnaast ook grotere weigerachtigheid. Zoals bij het zingen op zaterdagochtend. Mijn vriendin vertelde dat hij de afgelopen keer helemaal niets wilde wat de juf hem vroeg.
Hebben beide iets met elkaar te maken: verbaler worden enerzijds en nee-zeggende eigenzinnigheid anderzijds? Sartre meent dat met het ‘niet’ de vrijheid van het bewustzijn zijn intrede doet in de wereld. Is het ‘nee’-zeggen de manifestatie van een talig ontluikend bewustzijn?
Als ik hoor hoe elementair het taalgebruik van kleine Harrie nog is, verwonder ik me erover hoe oneindig complex het bezigen van een taal eigenlijk is. Naast de vele woorden, ook nog alle verbuigingen, vervoegingen, voorzetsels, zinsconstructies, etc: de grammaticale verfijning van de ervaarbaarheid.
Harrie is in staat steeds meer te benoemen en te decoderen, met steeds meer oog voor verbanden en mogelijkheden. Zoals verstoppen: een munt tussen bladzijden leggen, daarna het boek dicht doen, en plezier hebben wanneer je net doet alsof je de munt niet kunt vinden. Meer articulatie, ingewikkelder ervaring, zo lijkt het. In ieder geval vergroot zich alsmaar de actieradius van het wereld-ontdekken door het kleine mannetje en zijn mogelijkheden om er iets mee te doen. Hij heeft de huiskatten al ver achter zich gelaten, maar dat was eigenlijk na een paar maanden al zo. Prachtig om deze ontwikkelingen mee te maken.
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage