Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

dinsdag 9 oktober 2007

db (vanaf 8 oktober 2007)

8 oktober 2007

Crea-café, Binnengasthuisterrein. Als een nostalgische student zit ik hier koffie verkeerd te drinken. Heb besloten om (weer eens) werk te gaan maken van schrijven, zowel wat betreft stijl (blijven verbeteren) als ook praktisch: hoe mijn teksten ook schriftelijk te publiceren. Mijn plan was van begin af aan: eerst op weblog, en daarna in papieren vorm. Het liefst in eigen beheer uitgegeven. Mooie plannen natuurlijk, maar er moet wel wat van komen! Het Crea-café is een mooie plek om een eerste stap te markeren. Met twee boeken op tafel: ‘Handboek voor schrijvers’, en: ‘New New Journalism’. Het ene boek vanwege van de praktische tips en het andere vanwege de interviews met Amerikaanse non-fictieschrijvers over hun vak. De achterflappen beloven veel inspiratie (hoe kan het ook anders).
Crea is het café waar ik in mijn studententijd vaak zat. De filosofiefaculteit zat in het belendende gebouw. Lang geleden, maar de sfeer is nog steeds prettig rommelig. De studentes gaan een stuk sjieker gekleed en de jongens achter de bar zijn gespierder.



10 oktober 2007

Met Hans en Theo gegeten in het restaurant van de nieuwe bibliotheek aan het IJ, met prachtig uitzicht over het centrum van Amsterdam. Een aanwinst voor de stad, ondanks het lompe uiterlijk, gezien vanaf het Centraal Station. Terwijl de voormalige huisvesting aan de Prinsengracht niet meer was dan een buurtbibliotheek met meerdere etages, is het nieuwe gebouw een grootstedelijk statement. Het is niet een huis met veel boeken erin, maar een locatie gebouwd rond informatieoverdracht, open en vrij toegankelijk. Plus een easy going restaurant met heel redelijk eten. De vormgeving in het gebouw sprak me bijzonder aan; zij ontsprak ruimdenkendheid. Ik was verrukt weer eens een eigentijds gebouw binnen te stappen. Die zijn er nog te weinig in Amsterdam. (Ben benieuwd hoelang de toegankelijkheid zo onbegrensd zal blijven. Ook de publieke ruimte en bibliotheek van het Centre Pompidou (Parijs) begonnen ooit zeer toegankelijk. Gaandeweg werd het een geliefde verblijfplaats voor zwervers en junkies en nam men maatregelen: je kon niet meer zomaar het gebouw in.)
Vervolgens naar het Historisch Café gelopen. Ik was er nog niet eerder geweest. Het thema was: ‘Waarom vertellen historici verhalen?’ Een debat tussen twee geschiedfilosofen. Druk bezocht, zowel jong als oud. Wat me aansprak was het pleidooi om verhalen serieus te nemen als een betoog met een eigen logica (terwijl zij vaak weinig meer status hebben dan die van vermaak). Ook binnen verhalen wordt geargumenteerd; zij hebben hun eigen rationaliteit, in de wijze waarop feiten worden geselecteerd, geordend en verteld (de stelling van Edwin Koster). Bovendien kunnen verhalen iets anders zeggen dan een redenerend betoog, iets dat aan het redeneren ontsnapt. Dit komt dicht in de buurt van het Socratisch gesprek waarin ook het ervaringsvoorbeeld serieus wordt genomen als iets dat een zekere wijsheid in zich bergt. Heerlijk om in een stad te wonen waar zelfs zoiets kan bestaan als een Historisch café!



13 oktober 2007

Gisteren een presentatie gehouden bij de Cliëntenbond van Amsterdam. Onder de titel: Filosofie als alternatief voor therapie? Het was een van de gespreksavonden voor cliënten en ex-cliënten van de geestelijke gezondheidszorg. Ik was uitgenodigd om iets te komen vertellen over filosofisch consulentschap.
Een deel van de avond hebben we gesproken over mijn stelling dat problemen te gemakkelijk worden gemedicaliseerd of verpsychologiseerd. Zoals het labelen van een gemoedstoestand als ‘depressief’, waar je even goed (en beter) kunt spreken van ‘ongelukkig’. Het verschil lijkt een semantische kwestie, maar dan wel één waar veel aan vast zit. Wanneer je een gemoedstoestand duidt als ‘depressief’ leidt dat uiteindelijk naar de medicijnkast. Wanneer je jezelf ‘ongelukkig’ noemt, roept dat hele andere associaties en vragen op, en het nodigt uit tot zelfonderzoek en een bezinning op je situatie. Wat wil je liever?
Onze cultuur raakt meer en meer verziekt doordat we menselijke problemen niet meer existentieel duiden maar medisch. Met enige herhaling lees je in krantenberichten en artikelen dat in Nederland ca 800.000 mensen zouden lijden aan depressie. Ik betwijfel ernstig of dit het geval is, juist vanwege de heersende gemakzucht om te pas en te onpas een gemoedtoestand als ‘depressief’ te labelen. Voor een ‘depressie’ bestaan klinische criteria die zeer afwijken van het alledaagse gebruik van het woord ‘depressief’. Woordgebruik in deze is niet onschuldig.
Het filosofisch consulentschap is van begin af aan (d.w.z. begin jaren 80 van de vorige eeuw) kritisch geweest over de medicalisering van menselijke problemen. En ik zou er nu aan toevoegen: ook over de verpsychologisering ervan. Daar bedoel ik mee dat problemen worden gereduceerd tot de psyche van het individu; alle andere factoren (zoals cultureel-maatschappelijke) blijven onzichtbaar of worden onzichtbaar gemaakt door ze te herleiden tot psychologie. (Bijvoorbeeld door de vraag waarom je er last van hebt, wat je er zelf aan kan doen, en wat het over jou zegt dat het een probleem voor je is.) Een verklaring wordt gezocht in de psychische biografie van de persoon in kwestie, zoals ook de voorgestelde oplossing in dezelfde sfeer blijft: vaardigheidstraining, houdingsverandering, of een van de vele wondermiddelen uit de spirituele trukendoos. Kortom: kijk alleen naar jezelf en niet naar mogelijke sociale misstanden of culturele discrepanties. Verander de wereld, begin bij jezelf en hou het ook bij jezelf. Voilà, de beste manier om mensen politiek en cultureel dom en passief te houden.
Mijn kritiek op de medicalisering van problemen ontmoette de nodige vraagtekens. Bestaat er dan geen psychische ziekte? Voor deelnemers aan de bijeenkomst van gisteravond was dit geen theoretische kwestie. Sommigen leden al jaren aan depressie (al dan niet afgewisseld met manie). Voor hen was het juist een opluchting om te horen dat hun aanhoudende gemoedstoestand niet henzelf aan te rekenen viel maar een ziekte bleek te zijn. Niks eigen schuld of aanstellerij, - al blijft er ruimte voor verschillende manieren van omgaan met deze ziekte, zoals een van hen inbracht.
Ik was blij met de verhalen van de ‘ervaringsdeskundigen’, zoals ze zichzelf noemden. En uiteraard was ik het er mee eens dat er mensen zijn die werkelijk lijden aan een depressie. De vraag is wanneer dit label terecht is. Waar de neiging tot medicaliseren depressie te gemakkelijk betiteld als een ‘volksziekte’ door de criteria op te rekken, zou ik een pleidooi willen houden voor gezonde problemen, inclusief tijdelijke neerslachtigheid, en de moed om ongelukkig te zijn.
Het zou interessant zijn om te onderzoeken waar dan ergens de grens ligt: wanneer is er sprake van een aandoening en wanneer nog niet? Immers, stemmingswisselingen kennen we allemaal; dat is echter nog geen reden om jezelf manisch-depressief te noemen.
De avond eindigde in de kleine uurtjes, nadat we in een groepje nablijvers tal van diepgaande kwesties hadden aangeboord, van zelfmoord en mindfulness tot God en levenslange trauma’s. Het is me al eerder opgevallen: afwijkende gezondheid boort diep.



15 oktober 2007

Het leven van onze Harrie verandert voortdurend. Hij lust nu wel sla, graag zelfs, terwijl hij er enkele weken geleden nog niets van moest hebben. Bij zo’n klein mannetje is dat natuurlijk niet verwonderlijk, al moet ik me dat telkens weer realiseren: hij is in ontwikkeling, en dat geldt ook voor zijn smaak en wat hij in staat is te verteren. Ik verbaas me over mijn neiging om een ander vast te willen leggen op zijn voor- en afkeuren. Al gaat het veranderingsproces bij volwassenen veel trager (in vergelijking met mensjes die net komen kijken) - een soort afvlakkende curve - , dat betekent nog niet (per se) volkomen stilstand en verstarring in eenmaal ingestelde gewoontes en preferenties. Waarom zou iemand dezelfde blijven? Een dwaze gewoonte om een ander op te sluiten in het hok van onveranderlijkheid. Harrie is de permanente uitdaging van mijn gemakzucht. Het enige dat hij daarvoor hoeft te doen is groeien.



17 oktober 2007

Rita Verdonk is uit de VVD gestapt. Volgens peilingen zou zij met een eigen partij veel zetels halen. Dit is niet alleen een bedreiging voor de VVD maar ook voor de radicaal-rechtse partij van Geert Wilders. Zowel op links als op rechts lijkt men volkomen de kluts kwijt. Ook de PvdA doet het slecht in de peilingen, ten gunste van de radicalere SP.
Wat zegt dit over de stand van het land en over het functioneren van de democratie? Glijden we af naar populisme? Of betekent het vooral dat de traditionele partijen onvoldoende mee veranderen met het politieke tij?
De neiging om in het midden te gaan zitten werkt niet. Behalve voor de christen-democraten. Het verhaal van liberalen en sociaal-democraten lijkt ouderwets te zijn geworden. Zij weten zich geen raad met de veranderende stemming onder de bevolking.
Overigens zou het niet vreemd zijn wanneer partijen die al een poosje meegaan op een gegeven moment ten onder gaan. De fractievoorzitter van de VVD, Rutten, schermt met het 60-jarig bestaan van zijn partij, als teken van betrouwbaarheid en stabiliteit. Maar is dat zo? Alles verandert immers, en waarom zou een eenmaal opgerichte politieke partij het eeuwige leven hebben?
De turbulente opkomst van Pim Fortuijn leek het politieke landschap als orkaan volkomen door elkaar te gaan schudden. De gevestigde partijen wisten niet hoe te reageren. Het zou me niet verbaasd hebben als zijn optreden zou hebben geleid tot een ingrijpende reorganisatie van partijen en hun programma’s: splitsingen, fusies, etc (iets wat normaalgesproken alleen een oorlog of een revolutie weet teweeg te brengen). Toen hij werd vermoord, ebde ook de storm weg: de gevestigde partijen konden weer ademhalen. Back to normal, zo leek het.
Maar de politieke werkelijkheid blijkt slechts ten dele te worden bepaald door partijen en politici. De veranderingen zijn niet gestopt met de moord op Fortuijn. Zowel bij de PvdA als bij de VVD heeft men de kans gemist om aan te haken bij nieuwe ontwikkelingen in de samenleving. Pronk zou met zijn linkse koers de SP wind uit de zeilen hebben kunnen nemen, maar hij werd niet gekozen tot partijvoorzitter. En de VVD heeft Wilders noch Verdonk binnen de partij weten te houden, waardoor zij ruimte op rechts laat liggen. De kans bestaat dat zowel de VVD (als vaag-rechtse middenpartij) als de PvdA (als vaag-linkse middenpartij) verder zullen verschrompelen.
Het voordeel van de Alleingang van Verdonk is wellicht dat zij een gematigder en evenwichtiger geluid zal laten horen dan de islamofobe Wilders. Hierdoor wordt hopelijk een radicalisering zoals in België gebeurt met het Vlaams Belang voorkomen. We hebben er met z’n allen niets aan dat een deel van het politieke landschap dermate radicaliseert dat het tot paria wordt voor samenwerking en coalitievorming. Het zou kunnen dat Verdonk met een eigen partij binnen de boot van (voor anderen) acceptabele politiek blijft.
(Ik vraag me af wat een notitie als deze over een jaar waard is. Of over vijf jaar. Misschien is dan de naam ‘Verdonk’, ‘Wilders’ of ‘Pronk’ allang vergeten. Misschien is dan een van de genoemde politieke partijen ondertussen verleden tijd. Of verkeren we door onverwachte gebeurtenissen in volkomen ander politiek vaarwater. Wat is eigenlijk de zin van commentaar op politiek nieuws van de dag?)



20 oktober 2007

Opmerkelijke parallel tussen het socratisch gesprek dat ik gisteren en vandaag begeleidde en de ‘Wouter-tapes’ die ik vanavond heb bekeken: het belang van een inspirerende omgeving.
In een twee dagen durende socratische gesprek met onderwijsadviseurs, georganiseerd door Olga, onderzochten we het thema ‘kennis’. Uiteindelijk bleek niet kennis maar ‘inzicht’ het hoofdonderwerp, en de vraag wat er voor nodig is om tot inzicht te komen. Aan de hand van een casus waarin de voorbeeldgeefster tot een belangrijk inzicht was gekomen naar aanleiding van een opmerking van een inspirerende lerares biologie. (Het voorbeeld speelde zich af op de middelbare school.) Inzicht verwerf je niet in je eentje, was de les uit de casus. Tal van factoren spelen een rol, en een daarvan is een inspirerende omgeving, - in dit geval een lerares die door haar manier van lesgeven interesse wist te wekken en die met wat ze zei iets teweegbracht (waarschijnlijk zonder dat ze dat zelf wist).
In de ‘Wouter-tapes’ wordt Wouter Bos anderhalf jaar gevolgd. Het laatste shot is drie maanden na de laatste verkiezingen, wanneer duidelijk is geworden dat er een kabinet komt met Bos als vice-premier (terwijl hij aan het begin van de tapes de gedoodverfde premier is). De documentaire viel me erg mee. Er was me een tenenkrommende vertoning voorspeld, maar dat zag ik niet. Wel zag ik een aardige, openhartige man die op een moderne manier een politieke campagne voert. Interessant om te zien hoe Bos zich omringde met een soort van denktank, veel adviseurs en sparring partners. En hoe publieke optredens tot in de puntjes werden voorbereid. Brainstormsessies waarin aan het imago van Bos werd gewerkt en waarin werd geanticipeerd op (re)acties van pers en politieke tegenstanders. Jammer dat Bos zelf tamelijk visieloos bleek en bleef; dat veranderde niet door het team waarmee hij zich omringde. (Of had het een met het ander te maken: een team om je heen juist omdat je geen eigen visie hebt?)
Net als de voorbeeldgeefster in het socratisch gesprek opereerde de politicus Bos in een dialectisch veld van individu en inspirerende omgeving. Weliswaar was het inzicht van de voorbeeldgever een persoonlijk inzicht, maar de omgeving speelde een cruciale rol. Iets soortgelijks speelde bij de politicus Bos. Weliswaar was zijn optreden persoonlijk (hij stond alleen in de ring, als boegbeeld van zijn partij), maar dat optreden werd voorbereid, ondersteund en geëvalueerd in een team.
Kun je ook zonder inspirerende omgeving tot inzicht komen? Kun je ook zonder adviseurs en denktank een goede campagne voeren als politicus? Niet uitgesloten, maar in beide gevallen (in het socratisch gesprek en in de ‘Wouter-tapes’) was de rol van de ander belangrijk voor de individuele ‘prestatie’, - of hoe je het ook wilt noemen.
Hoe belangrijk is een inspirerende omgeving voor filosofie? Hoe belangrijk is het voor mijn filosoferen? Ik ben niet verbonden aan een plek of plekken die ik als inspirerend ervaar. Ik zal ze zelf moeten creëren. Heb dan ook al heel lang als motto: organiseer je eigen interesses. Waar ik telkens naar zoek: een vorm bedenken (zoals het filo-café, leesgroepen en cursussen) waarin mijn eigen interesses tot expressie komen en die tegelijk uitnodigend werkt naar de interesses van anderen. Deelnemers leren van wat ik heb voorbereid; ik leer van hun respons, en van het presenteren. Wellicht dat ik op die manier zelf zorg voor een inspirerende omgeving. Zeker is dat ik haar nodig heb.

2 reacties:

  • Op 22 oktober 2007 om 20:43 , Anonymous Anoniem zei...

    Beste Henk,
    Heeft commentaar op politieke gebeurtenissen alleen ‘zin’ wanneer je jaren later nog snapt waar het om ging? Lijkt me niet. Sowieso vraag ik me af of commentaar ‘zin’ moet hebben.
    Groet, Dirk van Dijk

     
  • Op 26 oktober 2007 om 12:43 , Blogger Dries Boele zei...

    Dag Dirk,
    Je hebt gelijk: commentaar op het nieuws van de dag is prima, ook al ben je snel daarna vergeten waar het ook al weer over ging. Maar heeft het zin om dat soort commentaar op een weblog te zetten? Tenzij mensen ongeveer dagelijks bijhouden wat erop verschijnt. Dat is echter niet mijn intentie met deze weblog. Ik zou willen dat een aantal tekstjes over een tijdje ook nog het lezen waard is. Ideaal gesproken zou ik willen dat mijn zoontje, die nu bijna 2 is, op een leeftijd dat hij dit interessant zou kunnen vinden er ook nog een touw aan vast kan knopen...

     

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage