Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

dinsdag 13 november 2007

db (vanaf 8 november 2007)

8 november 2007

Heerlijk, weer in Parijs. Drie jaar niet geweest. Dat is lang, veel te lang. Vanochtend vroeg met de TGV vertrokken vanuit Amsterdam. Tegen de middag aangekomen. Grijs weer. Het miezert een beetje, maar alles staat er nog!
Bijna was het feestje niet doorgegaan. Harrie was enkele dagen ziek. Overgeven, diarree, slapjes. Een virusinfectie, waarschijnlijk ‘rota’. Andere kinderen in de crèche hadden hetzelfde. Er was zelfs één kindje dat naar het ziekenhuis moest, vanwege dreigende uitdroging. Ook Harrie had al een tijdje nauwelijks gegeten en gedronken. Of het kwam er snel weer uit. Zorgelijk. Als het zo zou blijven of erger zou worden, dan zou ik niet kunnen gaan. Gelukkig voor Harrie, en ook voor mij, was hij gisteravond een stuk frisser: hij had weer een blosje op de wangen, was tierig, at en dronk weer, en het bleef binnen. Vervelend was wel dat mijn vriendin ook leek te zijn aangestoken. Anyway, als het mis loopt ben ik zo weer terug.
Een heel nieuwe situatie, in vergelijking met eerdere keren dat ik zo’n tripje ondernam. Vrijheid en plezier zijn niet meer het belangrijkste criterium om aan af te meten of ik iets doe of laat. Er is verantwoordelijkheid bijgekomen, en heeft in situaties als deze het laatste woord. Ik ervaar dat niet als een last, integendeel. Er is iets met verantwoordelijkheid waar ik nog moeilijk de vinger op kan leggen, maar dat haar zeer de moeite waard maakt. Zij trekt mij het leven in, bindt mij eraan, - zoiets.



In de trein zat ik naast een jonge Amerikaan, Mark, die niet in Amerika wilde wonen. We kwamen in gesprek naar aanleiding van het boek dat hij in handen had: de Engelse vertaling van Hegel’s ‘Phänomelogie des Geistes’. Hij bleek enkele jaren filosofie te hebben gestudeerd en was nu beeldend kunstenaar, met enig succes, als ik zijn verhaal mocht geloven. Hij maakte korte documentaires. Politiek gemotiveerd: ‘kritisch’, ‘links’, ‘revolutionair’ (het zijn niet mijn termen, maar de zijne). Plus ‘liefde’: hij wilde dat uit zijn werk liefde sprak. Onderwerpen: op het kruispunt van religie en politiek. Het klonk me allemaal erg verplicht hedendaags. Ondanks zijn kritiek op het wereldwijde kapitalisme en neoliberalisme, ben ik nog maar zelden een kunstenaar tegen gekomen die zich in zijn keuzes zozeer liet leiden door reputatie en de vraag waar het geld te vinden is.
Hij meende met zijn werk politiek effectief te kunnen zijn, niet in de media, maar in de kunstwereld. Ik betwijfelde dit sterk. Politieke kunst? In de museale context raakt elk object geësthetiseerd, - wat op zich geen punt is, want wat kun je er anders van verwachten? Tenzij je als kunstenaar politiek van invloed wilt zijn. Het museum is daarvoor niet de aangewezen plek.
Ik denk aan een bezoek dat ik bracht aan Sarnath, jaren geleden, op reis door India. Volgens de overlevering is Boeddha in Sarnath, niet ver van Benares, begonnen met zijn prediking. Op het terrein stond een Birmese tempel. Ik ging er binnen. Midden in de tempel stond een beeld van de boeddha, omgeven door wierook en bloemen. De sfeer was sereen en nodigde uit tot devotie. Op hetzelfde terrein stond een museum, vol met boeddhabeelden, in allerlei stijlen en standen, keurig met informatie over betekenis en herkomst. In de context van het museum waren de beelden gereduceerd tot esthetisch object, ontdaan van elke sacraliteit. Nog nooit heb ik zo sterk het verschil ervaren tussen een esthetisch en een religieus object, terwijl het hetzelfde soort ding betrof. Dit ging dan wel niet om politieke kunst, maar de werking is dezelfde.
Ik vraag me af of kunst überhaupt het geschikte medium is om een andere dan esthetische boodschap af te geven. Ik ben nog nooit door enig kunstwerk overtuigd geraakt van een politieke stellingname. Objecten (of video’s) gepresenteerd als kunstwerk overstijgen zelden de wereld van de kunst, worden er juist door geabsorbeerd, ondanks andere intenties van de maker. Is er iemand ooit politiek actief geworden of van mening veranderd door het zien van Picasso’s Guernica, of door het zien van werk van Goya of Otto Dix? Een geschilderde aanklacht is geen aanklacht; zij werkt niet. Je kunt wel politiek naar kunst kijken (zoals je naar alles politiek kunt kijken), in de zin van ideologisch (wat zeggen deze beelden over de cultuur waarin ze gemaakt zijn), maar dat bewustzijn gaat aan het zien vooraf, wordt er niet door gewekt.
We konden het niet erg met elkaar eens worden. Ook wat betreft de analyse van de wereldsituatie. Mark bleek heilig te geloven in een vorm van marxisme zoals die ik die wel vaker ben tegen gekomen bij anti- of andersglobalisten: uiteindelijk komt het toch allemaal neer op economie. De conflicten in het Midden Oosten bijvoorbeeld wilde hij begrijpen in termen van armoede, klassenverschillen en imperialisme; de rest volgt eruit.
Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat de marxistische analyse onzinnig is. Alleen, zij verklaart niet alles, en in deze tijd misschien wel niet meer dan weinig. Zij heeft nauwelijks oog voor zaken die juist nu op de voorgrond staan: identiteit en religie. Het marxisme weet er slechts denigrerend over te doen. Identiteit en religie als afgeleide, als ideologische machtseffecten, in dienst van de heersende klasse, en als uiting van vervreemding, blijk gevend van een ‘vals bewustzijn’. Mij lijkt dat daarmee de dynamiek van tal van hedendaagse conflicten onbegrijpelijk blijft.



9 november 2007

Zwerven door een stad: ik heb het geleerd in Parijs. Er valt altijd wel iets nieuws te ontdekken, door een zijstraatje te nemen, een ‘cours’ in te lopen of te blijven hangen in een winkelpassage. Weinig echt saaie stukken. Ondanks het drukke verkeer is Parijs voor mij een wandelstad. Als ik er ben, doorkruis ik haar meestal enkele malen in verschillende windrichtingen.
Ook nu passeer ik allerlei plaatsen die de afgelopen drie decennia tot ijkpunten zijn geworden in het landschap van mijn herinnering. Parijs is voor mij het speelveld geworden voor een multidimensionale film van déjà-vus, die zich alsmaar uitbreidt. Ik zou een rijk pakket aan memoires kunnen schrijven aan de hand van plekken in de stad die ik na Amsterdam het beste ken.
Om te beginnen: Parijs is de stad waarheen ik wegliep van huis toen ik 17 was, - de eerste keer dat ik er was. Het markeerde een insnede in mijn levensloop en met gevolgen. Sindsdien is de stad herinneringen blijven vergaren aan voor mij belangwekkende ervaringen door de jaren heen.
Altijd als ik er ben, voel ik me in mijn element. Na er twee jaar gewoond te hebben, van mijn 19de tot 21ste, heb ik me nog één keer serieus afgevraagd of ik er opnieuw wilde gaan wonen. Dat is nog niet zo lang geleden. Mijn verworteling met de stad Amsterdam was echter dermate gevorderd, wat betreft contacten en activiteiten, dat ik er teveel voor zou moeten opgeven om opnieuw te beginnen. Maar als je me zou vragen waar mijn woonhart ligt, dan is dat eerder Parijs dan Amsterdam. (Ben overigens benieuwd wat Amsterdam me zou doen als ik er uit zou vertrekken.)
Parijs combineert voor mij massaliteit, romantiek en grandeur. En ook schoonheid uiteraard. En cultuur in alle soorten en maten. Het is geen vriendelijke stad, maar dat deert me eigenlijk niet. De massale, rauwe en ook eenzame kanten van het stadsleven zie ik eerder als natuurlijk dan als abnormaal: het hoort bij het leven. Wel prettig om er een paar mensen te kennen; anders is het niet goed uit te houden.
Met mijn vriendin en Harrie zou ik de stad opnieuw anders ervaren. Al enkele jaren zijn we van plan om Parijs te visiteren. Het is er nog niet van gekomen. Mijn vriendin kon niet de nodige tijd vrijmaken deze keer. Wellicht dat we in het voorjaar een gezamenlijk reisje kunnen maken.



Wat mij telkens weer opvalt, overal in Frankrijk maar vooral in Parijs, is de presentie van de katholieke kerk. Ik denk aan straat- en andere namen: Gare St Lazare, Rue St Martin, Place St Michel, etc. Ik denk aan de vele kerken, klein en groot, sober of rijkelijk opgetuigd. En ook aan de borden langs de wegen waarop Franse steden en dorpen zich afficheren met (meestal) Middeleeuwse kerkelijke gebouwen: kathedralen, Romaanse kerken, kloosters e.d. (Waar blijven de moderne monumenten, vraag ik me dan af. Maar goed, dat is nu even niet het punt.)
Zijn de Fransen zo gelovig? Bij mijn weten niet geloviger dan Nederlanders, dus grotendeels niet, - al functioneren de kerken nog steeds; zelfs op een doordeweekse middag zijn er kerkdiensten, mét volk, zij het niet veel. Waren Fransen vroeger misschien veel geloviger? Of is er een andere reden voor die presentie?
Als het gaat om presentie in de publieke ruimte valt me ook iets anders op: de grote reclameaffiches. In de metro, op straat.
Is er een verband? Een parallel? Is de katholieke presentie in vroeger dagen vergelijkbaar met de publicitaire presentie van het bedrijfsleven in deze tijd?
Het zou betekenen dat de presentie in de publieke ruimte niet iets zegt over de ‘gelovigheid’ van het volk, maar over de instantie die iets onder de aandacht wil brengen. Immers, burgers hebben niet gevraagd om de enorme reclameaffiches; ze zouden er niet rouwig om zijn wanneer ze uit het straatbeeld zouden verdwijnen, neem ik aan. Publieke presentie wil gelovig maken.
Ondanks de mogelijke kritiek is de presentie van het religieuze een van de redenen voor mijn liefde voor Parijs. Er is altijd wel ergens een stilteplek in de buurt, een sacrale ruimte, een plek om je even te onttrekken aan het drukke stadsleven. Je hoeft nooit ver te zoeken om een kerk binnen te kunnen lopen.
Kom daar maar eens om in Amsterdam! Schandalig dat in deze grote stad vrijwel nergens een kerk open is, behalve op zondagochtend tussen 10 en 12, vanwege een kerkdienst. Ik weet niet wat voor excuses men aandraagt om al die kerken de rest van de week gesloten te houden, maar ze kunnen niet deugen.



10 november 2007

Heb dit keer weinig behoefte om veel cultureels te doen. Parijse lucht opsnuiven en wandelen: voor mij is dat meer dan genoeg dit keer. Opnieuw in de sfeer van de stad geraken.
Ben evenwel benieuwd wat er te doen is. Ik koop ‘L’officiel des Spectacles’, een van de Uitkranten van Parijs. Het barst uiteraard van de musea en galeries. Ik kijk naar het programma-aanbod, en zie dat er exposities zijn rond kunstenaars die worden voorgesteld als buitengewoon belangrijk, terwijl ik er nauwelijks of nooit van gehoord heb. Wat is er dan aan de hand? Is het slecht gesteld met mijn geheugen? Schort er het een en ander aan mijn kennis van de kunstgeschiedenis? De vraag die bij me op komt: wat zijn de redenen voor het organiseren van een evenement?
(Ik verbaas me over de cultuurkritische stemming waarin ik kennelijk verkeer. Komt het door de discussie die ik met Mark voerde in de trein op weg naar Parijs? Is het de politieke stemming die ik hier proef door de verkiezing van Sarkozy tot president? Sowieso stemt Parijs mij altijd politieker dan Amsterdam. Hoe dat komt? Misschien omdat er internationaal meer van Franse beslissingen afhangt dan van Nederlandse.)
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat in het tentoonstellingsbeleid willekeur een grote rol speelt, - een gemeenplaats wellicht. Is er sprake van enig organiserend principe? Eén ‘principe’ lijkt bepalend te zijn - niet als enige maar toch niet onbelangrijk -, namelijk dat van belangengroeperingen (welke er op uit zijn om een bepaalde identiteit te verstevigen in het publieke domein) en de markt (met de verwachting dat er veel publiek op afkomt). Op die manier wordt belangrijk gemaakt wat geld achter zich heeft staan of wat geld oplevert. Zowel het een als het andere leidt ertoe dat een forse pr-machine in werking wordt gezet. Een kwestie van macht dus.
Was het vroegere onderscheid tussen ‘hoge en lage kunst/cultuur’ ook een kwestie van macht? Of moet ik blijven geloven dat het toen werkelijk om kwaliteit ging? En zo ja, wat was dan bepalend voor ‘kwaliteit’?
Het doet me denken aan de herinneringen van een Engelse lord die vertelde hoe vroeger, in voor hem betere tijden, alle baantjes onderling werden verdeeld. Betekende dat per se slechte kwaliteit? Nee, er liep genoeg talent rond. Nadeel was wel dat alle talent buiten adellijke kringen niet aan bod kwam, geen kans kreeg.
Verder is het heerlijk om mij kriskras door de stad te begeven, echt stokbrood te eten, en een ‘grand crème’ te slurpen in café’s met enorme spiegels aan de muur. Veel herkenning uiteraard, maar ook (voor mij) weer nieuwe gebouwen en parken. Zoals de buurt rond het ‘Parc de Bercy’ en ‘la passerelle Simone de Beauvoir’, op weg naar de megabibliotheek François Mitterand. Jocelyne had me aangeraden om in die buurt ook even de metro in te gaan. De perrons blijken over de gehele lengte te zijn afgeschermd met glazen wanden, om te voorkomen dat mensen er voor de metro springen. Ook heb ik begrepen dat er geen machinist meer op zit; alles gaat volautomatisch. Een merkwaardig gezicht: metrodeuren die tegelijk opengaan met deuren in die glazen wand. Bij het dichtgaan raakte een passagier bijna bekneld tussen beide. Het gevaar is dus nog niet geweken!



Ik logeer bij Jocelyne en Marcel. Zij hebben twee kinderen en wonen in een buitenwijk van Parijs. Met Jocelyne heb ik drie decennia geleden twee jaar samengewoond. Goed om zulke lange vriendschappen te hebben en elkaar te blijven kennen in de talloze verwikkelingen des levens. Na 25 jaar samen zijn Marcel en Jocelyne een poosje geleden getrouwd.
Met Marcel gaan de gesprekken onvermijdelijk over politiek. En dit keer natuurlijk over de nieuwe Bonaparte: Sarkozy. Marcel heeft geen goed woord over voor deze presidentiële mannetjesputter. Hij voorspelt grote onrust, veel stakingen, en misschien zelfs revolutie. Nu denken Fransen al snel dat zich opnieuw een ‘mei ‘68’ zal voordoen, zo niet een volgende Franse revolutie!
Ik vraag me af of de acties dit keer veel weerklank zullen vinden onder de Franse bevolking. Ik lees ook andere geluiden, nl dat Sarkozy populair is vanwege zijn frisse, onorthodoxe en energieke optreden. Hij doet tenminste wat. (Dat kon je je inderdaad afvragen bij zijn voorganger, Chirac: wat deed hij al de tijd als president? Het Elysée bewonen en hooggestemde speeches houden.) Bovendien: wat beogen die acties? Gaat het om iets anders dan om het beschermen van verworven rechten? Bijvoorbeeld vervroegd pensioen. Het enige dat lijkt te tellen is: houden wat je hebt, - niet erg motiverend voor een sociale omwenteling.
Toen ik enkele jaren geleden in China was viel mij op hoe bruisend en energiek de sfeer was, met name in de grote steden: men was trots op het reeds bereikte en men ging voor nog meer; er viel nog veel te winnen. Wat een contrast met de mentaliteit in Europa. Die is in vergelijking nogal conservatief. Letterlijk: behoudzuchtig. Geen enthousiasme om nieuwe paden in te slaan, om iets te bereiken, te veroveren of te laten bloeien (vrijheden bijvoorbeeld, of culturele innovatie). Het gaat er vooral om het niet slechter te krijgen. Elke vorm van progressief, toekomstig denken ontbreekt. Hoe terecht ook om verworvenheden te beschermen, erg vitaal en inspirerend komt het niet over.
Ik vraag me serieus af of Europa met de huidige mentaliteit het wel uit zal houden tegen het aanstormende China en andere Aziatische landen. Helaas zijn het op dit moment alleen rechtse politici, à la Sarkozy, die rekening houden met een dergelijke krachtmeting en er iets aan willen doen. Voor veel sociaal-democratische en socialistische partijen in Europa lijkt de Berlijnse Muur nog steeds niet gevallen; zij blijven teren op verouderd gedachtegoed. Waar blijft de nieuwe progressieve politiek die meer doet dan vechten voor het behoud van verworvenheden?
Ik weet nog niet hoe, maar ik zou graag bijdragen aan een dergelijke vernieuwing van progressieve politiek voor een cultuur met toekomst!



11 november 2007

In de FNAC bij Montparnasse stuitte ik gisteren op een boekje van Alain Badiou: ‘Manifeste pour la philosophie’. Op zijn bekende manier stelt de schrijver radicaal dat er in Frankrijk hooguit 10 mensen kunnen worden aangemerkt als filosofen, als men daaronder verstaat: ‘ceux qui proposent pour notre temps des énoncés singuliers, identifiables et si, par conséquent, on ignore les commentateurs, les indispensables érudits et les vains essayistes’.
Het lezen van de tekst drukt me weer op mijn dubbele opvatting van filosofie als manier van leven enerzijds en als kritisch-creatieve activiteit anderzijds. Badiou gaat duidelijk voor de laatste optie. Waar sta ik? Ik lijk ze door elkaar te bezigen. Zal ik moeten beslissen welke van beide filosofieopvattingen ik tot de mijne wil maken? En indien beide, hoe dan daartussen te onderscheiden?
Filosofie als manier van leven is een spiritualiteit, iets dat in principe iedereen die er zich door aangesproken voelt kan actualiseren, op zijn of haar wijze. Zij beweegt zich in het domein van levenskunst, - een thema dat filosofisch met name in de Oudheid een hoofdrol speelde. (Zie het werk van Pierre Hadot.) Filosofen worden niet zozeer afgerekend op hun opvattingen, als wel op hun levenswijze; hun denken staat in dienst hiervan. Iedereen kan in principe door het leven gaan als filosoof. Het gaat dus niet om originaliteit in denken, maar om authenticiteit in het persoonlijke leven (om het modern uit te drukken).
Filosofie als kritisch-creatieve activiteit is iets van enkelingen en kan niet zonder een ‘eigenwijze’ invalshoek of een bijzonder talent. De creativiteit bestaat (optimaal gesproken) in het belichamen en uitwerken van een perspectief en in het creëren van concepten die iets nieuws denkbaar maken. In zijn uitzonderlijkheid is deze activiteit te vergelijken met die van kunstenaars. Wat telt is hun originaliteit: een denken dat het ons bekende in een nieuw licht beziet. Deze filosofen veranderen het cultureel-geestelijke landschap, verrijken het met hun andersoortige denken.
Wil ik beide? Uiteraard is het de vraag of ik wel in aanmerking kom voor de creatieve versie. Afgezien van uiteindelijke resultaten is het streven reeds een beslissing.
Het combineren van beide zou kunnen bestaan in het leven van filosofie als spiritualiteit (m.a.w.: als manier van leven), en tegelijk het kritisch en creatief doordenken van deze spiritualiteit in haar culturele context. Op die manier zouden beide filosofieopvattingen op elkaar betrokken zijn.

2 reacties:

  • Op 30 november 2007 om 23:48 , Anonymous Anoniem zei...

    Filosofie als een ‘spiritualiteit’? Klinkt als soft denken (als er überhaupt denken bij te pas komt). Filosofie associeer ik met een wetenschappelijke vorm van denken. Valt dat te rijmen met spiritualiteit?
    Selma Jacobs

     
  • Op 7 december 2007 om 23:29 , Blogger Dries Boele zei...

    Ik denk inderdaad dat er de afgelopen decennia een renaissance plaatsvindt van een vorm van filosofie beoefenen die je ‘spiritueel’ zou kunnen noemen. Een ‘renaissance’, en wel omdat deze filosofieopvatting terug gaat op de Oudheid. Ook toen was filosofie in de eerste plaats bezig met levensvragen. En meer dan dat: zij was een levenswijze. Met de herleving van de filosofie van de levenskunst, tegelijkertijd met de ontwikkeling van praktische filosofie (ik denk met name aan filosofisch consulentschap, socratisch gesprek, filosofische café’s), zie ik een nieuw paradigma in de filosofie ontstaan. Filosofie is niet meer ‘moeder van de wetenschappen’, zoals zij dat was in de moderne tijd; die rol is uitgespeeld. Ook is zij niet (alleen) een hoogstaande denkcreativiteit waarin nieuwe ontwikkelingen worden geduid en onderzocht op hun cultureel-maatschappelijke betekenis. Zij is opnieuw (ook) een discipline waarin het denken wordt ingezet om beter (samen) te leven. In die zin is zij een spiritualiteit, - wanneer je deze term breed opvat, in de zin van: vorm gevend aan en verdieping biedend voor de vraag naar zin en levensbetekenis.

     

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage