Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

zaterdag 22 december 2007

db (vanaf 22 december 2007)

.

22 december 2007

Een bespreking van het boek ‘Spiritualiteit in de uitverkoop’ (Carrette & King) met Jan Flameling is dinsdagavond ontaard in een eerste bijeenkomst van een veelbelovend project, - althans, zo ziet het er naar uit. In het project zoeken we de ontmoeting tussen praktische filosofie en publieke filosofie. Werktitel: ‘Vrije ruimte of tegenmacht’ (waarbij het ‘of’ niet per se uitsluitend bedoeld is).
Het eerste deel van de werktitel verwijst naar de bezigheden van praktiserend filosofen, met name in bedrijven en organisaties. ‘Vrije ruimte’ is ook de titel van een boek van Jos Kessels e.a. Het tweede gedeelte, ‘tegenmacht’, verwijst naar de activiteit van publieke filosofen die zich (kritisch) bemoeien met cultureel-maatschappelijk kwesties. We zouden beide type filosofen (en hun expertise) bij elkaar willen brengen, om te zien of zij iets aan elkaar zouden kunnen hebben.
Publieke filosofen bedienen de openbaarheid met kritisch-creatieve stellingnamen, maar bewegen zich nogal eens verwijderd van de wereld van de ervaring; teksten zijn hun belangrijkste compagnon en inspiratiebron. Praktiserende filosofen werken eerst en vooral met ervaringen van mensen uit diverse beroepsgroepen of van privé-personen, maar negeren vaak de maatschappij- of cultuurkritische aspecten van de thematiek. Wellicht dat elk kan leren van de ander.

Mits men daar open voor staat, uiteraard. We constateerden dat bij beide partijen er enig dédain bestaat dan wel ignorantie. De meeste publieke filosofen hebben hun basis in de academische wereld, en van daaruit wordt praktische filosofie vaak gezien als niet-serieus-te-nemen spielerei: gesprekstechnieken of therapievormen die zich ten onrechte zouden tooien met de eretitel ‘filosofie’.
Anderzijds hebben veel praktiserend filosofen (ik denk aan socratisch gespreksleiders, filosofisch consulenten, e.d.) nauwelijks oog voor de structurele of cultureel-maatschappelijke aspecten van de onderwerpen die worden onderzocht. (Een ‘non-issue’, zoals een collega het noemde.) Het gaat om de ervaring van de deelnemers, hoe hij of zij iets beleeft en de rol die anderen daarin spelen. Cultureel-maatschappelijke aspecten worden teruggebracht tot het ervaringsbereik van de betreffende persoon. Centraal staan de belevingskwaliteit en de afwegingen die daaraan zijn gerelateerd, niet de cultureel-maatschappelijke context.

Jan en ik zetten vraagtekens bij deze welhaast uitsluitende aandacht voor het persoonlijke. Er is meer dan individueel welzijn (ook wanneer je dit uitbreidt tot vrienden, geliefden en de werkvloer). Bijvoorbeeld rechtvaardigheid. En cultuur als structureel gegeven.

Dat is ook wat ons aanspreekt in het boek van Carrette & King. Religie en spiritualiteit lijken in onze tijd slechts een kwestie van persoonlijk welbevinden te zijn geworden, maar is dat wel een wenselijke ontwikkeling? Hebben zij niet ook altijd een kritische functie vervuld jegens ontmenselijkende tendensen? De stelling van het boek is dat spiritualiteit die louter focust op persoonlijk welbevinden de neoliberale markteconomie in de kaart speelt, terwijl zij zich juist zou moeten inzetten als tegenmacht.
De reden waarom Jan en ik gisteravond bij elkaar gingen zitten was de vraag of filosofie (en met name praktische filosofie en levenskunst), misschien niet in hetzelfde schuitje is beland als spiritualiteit (zoals geschetst in het boek van Carrette & King). Wie heeft er belang bij praktische filosofie in het bedrijfsleven? Kan zij niet ook worden ‘benut’ als bliksemafleider, als interne pacificator, als gelegenheid om persoonlijk-reflexief stoom af te blazen? Terwijl er reden genoeg zou kunnen zijn om eens kritisch te kijken naar dimensies die het persoonlijke en collegiale overstijgen. Zoals het sociaal-economische beleid van een bedrijf of organisatie, en hoe het/zij functioneert in een bredere context.
Dit impliceert niet dat het bedrijfsleven tot vijand wordt verklaard of iets dergelijks, maar wel dat er tegenwicht moet worden geboden, om te voorkomen dat de leefwereld volledig wordt gedomineerd door economische belangen en marktdenken.

Hoe zouden we filosofie kunnen versterken in haar maatschappij- en cultuurkritische rol? Hoe kan zij publiekelijk functioneren als tegenmacht tegen ontmenselijkende tendensen? Filosofen roeren zich reeds in het publieke debat, maar hun effectiviteit lijkt minimaal. Is dat misschien omdat zij te weinig rekening houden met de wereld van de ervaring? Oriënteren zij zich niet teveel op de wereld van boeken en ideeën, waardoor zij slechts een selectieve groep bedienen en nauwelijks van invloed zijn (bijvoorbeeld op de agenda van de politiek)?

Een andere kwestie die ons bezighoudt in verband met de publieke rol van filosofen: hoe kunnen we de pluriformiteit van de huidige samenleving (m.n. in grote steden) met elkaar in gesprek brengen? Hoe kunnen we de verschillende groeperingen uit hun isolement lokken en met elkaar laten stoeien en botsen in een ‘vrije ruimte’ voor onderzoek en debat. Niet alleen om aardig te zijn voor elkaar, maar ook en vooral omdat we een gemeenschappelijk belang hebben, namelijk een vitale leefomgeving voor onszelf en onze kinderen. Er staat iets op het spel in het pluriform samenleven, en dat zou ook besproken en bediscussieerd moeten worden. Niet alleen in gemeenteraden, maar ook daarbuiten. Hoe kunnen we daar vormen voor vinden, in de publieke ruimte? En welke rol zouden wij filosofen daarin kunnen spelen?

Hoe zouden die pluriforme ontmoetingen georganiseerd moeten worden? Niet louter in dialoog (de multiculti-must van nu), maar juist ook in debat. Mijn ervaring met stadsdialogen is tot nu toe niet bijster positief. De meeste deelnemers waren er met de haren bijgesleept, en van wederzijdse interesse en nieuwsgierigheid naar elkaars standpunten en beleving was nauwelijks sprake. Het waren allesbehalve ‘dialogen’ die ik heb meegemaakt, ondanks de goede intenties.
Ik denk dat pluriforme ontmoetingen van burgers die elkaar niet kennen, iets anders nodig hebben dan het onderzoekende van een dialoog. Zij hebben baat bij prikkelende stellingnamen waar men op kan reageren (om aldus met elkaar in gesprek te gaan). Bovendien zijn discussies over onderwerpen die de persoonlijke ervaring overstijgen gebaat bij structurerende elementen, niet alleen gesprekstechnisch maar vooral ook inhoudelijk: geef de discussie een impuls door een filosofisch-analytisch instrument aan te brengen (of een ‘suggestie’, zoals Jan het noemt). Om het denken te verdiepen en niet te laten verzanden in een uitwisseling van alledaagse weetjes.
(Inzoomen op een concrete ervaring – zoals in het socratisch gesprek -, heeft alleen zin wanneer je daar de tijd voor neemt, in een beperkte groep mensen waarin iedereen de ruimte krijgt om zich met behulp van eigen ervaringen in te leven in de casus. Zo niet, dan is het effect averechts.)

Vragen waar we mee bleven zitten, richting volgende bijeenkomsten:
. Wat zou de rol van een filosoof in het publieke domein kunnen zijn, anders dan het schrijven en presenteren van een boek of artikel?
. Hoe kunnen we de praktische filosofie uitbreiden naar het publieke domein?
. Hoe een vrije ruimte te creëren waarin de cultureel-maatschappelijke pluriformiteit elkaar kan ontmoeten en met elkaar in debat kan gaan?
. Hoe het kritische potentieel dat filosofie altijd al heeft gekend optimaal in te zetten in deze tijd?
. Hoe kan filosofie optimaal een bijdrage leveren aan het vormen van tegenmacht tegen ontmenselijkende tendensen? Kunnen vormen zoals ontwikkeld in praktische filosofie daarbij helpen? En zo niet, welke vormen zouden we daartoe kunnen ontwikkelen?

Het project zou kunnen uitmonden in een conferentie. Een ontmoeting tussen praktiserend filosofen en publieksfilosofen, naar het voorbeeld van een conferentie waar we enkele jaren geleden aan meewerkten, ‘Socrates ontmoet Freud’, georganiseerd door het NIP: ‘Een gezamenlijk onderzoek van psychologen en filosofen naar vooronderstellingen over trainen en leren.’
Zouden we iets soortgelijks kunnen bedenken? We konden niet twee filosofen vinden die de activiteiten belichamen en die tegenover elkaar gezet zouden kunnen worden: enerzijds de praktiserend filosoof, anderzijds de publieke filosoof. Als titel.
‘Socrates ontmoet Marx’ vonden we niet passend: het doet onrecht aan Socrates die niet alleen filosofie praktiseerde als manier van leven, maar filosofie zeker ook in de publieke sfeer bracht. Andersom zou je kunnen zeggen: Socrates bemoeide zich met de zaak van de ‘polis’, terwijl Marx nauwelijks een publieksfilosoof was, ook al wordt zijn naam geassocieerd met politieke en economische kwesties. Bovendien representeert Marx een bepaald type ‘tegenmacht’, terwijl wij ruimte willen laten voor diverse invullingen ervan.
Het zou misschien moeten heten: ‘Socrates ontmoet Socrates’...

Anyway, het voorbereiden van een conferentie waarin praktiserend filosofen en publieksfilosofen elkaar ontmoeten is niet het enige dat ons voor ogen staat. Het gesprekken voeren over dit thema in denktankachtige sessies, waarbij we anderen uitnodigen om mee te denken, is als activiteit reeds de moeite waard. ‘Vrije ruimte of tegenmacht’ zou dus ook de werktitel kunnen zijn van het project überhaupt waar we gisteren een start mee hebben gemaakt. Wie weet wat er uit voortkomt.

Zo werd onze bespreking n.a.v. het boek van Carrette & King een eerste denktanksessie. Wordt vervolgd in het nieuwe jaar.



27 december 2007

De afgelopen weken twee feesten in de familiesfeer. Mijn ouders waren 50 jaar getrouwd, en de vader van mijn vriendin werd 70. Gelegenheden om te vieren en om uit te pakken met cadeaus en loftuitingen. Qua karakter twee heel verschillende feesten. Het ene gevierd met familie in een dorpshuis; bij het andere bestond het feestende publiek, naast familie, voor een groot deel uit vrienden, bijeengekomen in een speelautomatenmuseum. Beide feesten waren op hun manier memorabel en gezellig.
En dan was het afgelopen dagen weer kerst. Ook een feest waarop iets wordt gevierd: een verjaardag op afstand in de tijd. Locaties: kerk en aan de eettafel.

Deze gebeurtenissen hebben een betekenis voor mij persoonlijk. Zeker de twee familiefeesten. En in mindere mate het kerstfeest: als kind ben ik ermee opgegroeid, maar al heel lang heeft het nauwelijks nog een meerwaarde. Toch ga ik bijna elk jaar naar de viering op kerstavond. (Waarom eigenlijk? Misschien omdat er (nog) geen seculier equivalent van bestaat. Maar waarvoor dan? Wat in kerst zou een seculiere vertaling behoeven?)

Nadenkend over deze drie feesten in zo’n korte tijdspannen, vraag ik me af of er misschien iets filosofisch over te zeggen valt. Wat is de zin ervan? Hebben die gebeurtenissen iets met elkaar gemeen? En zegt dat gemeenschappelijke iets over hun levensbetekenis?
Gemeenschappelijk aan deze gebeurtenissen is wellicht het vieren. Wat gebeurt er in het vieren? Waaraan wordt herinnerd? Wat is het belang of de betekenis ervan om een zoveel-jarig huwelijk te vieren, of een zoveelste verjaardag, van een familielid dan wel van een religieuze held?
Kennelijk is er iets met vieren aan de hand dat meer is dan louter gezellig samenzijn met een hapje, een biertje en een glas wijn erbij.

De kwestie doet me denken aan de noties ‘evenement’, ‘trouw’ en waarheidsproces’ van Alain Badiou. Ze zouden licht kunnen werpen op het fenomeen viering, - al moet de betekenis die Badiou aan die noties geeft dan wel worden opgerekt. Hij kent immers aan ‘evenement’ een speciale betekenis toe: er moet aan welbepaalde condities zijn voldaan om ervan te kunnen spreken (zie zijn boek ‘De ethiek. Essay over het besef van het kwaad’).
Wat mij aanspreekt in genoemde noties en waarom ik ze zou willen toepassen op vieringen is:
. een evenement is een insnede in het alledaagse leven; het gaat om iets buitengewoons, iets met speciale betekenis; er is een leven vóór en ná het evenement (Badiou geeft het voorbeeld van de Franse revolutie, de uitvinding van het twaalftoonstelsel door Schönberg, en van een amoureuze gebeurtenis); een evenement is onvoorspelbaar en onttrekt zich aan de normaliteit;
. het is zaak om trouw te zijn aan zo’n evenement, om zijn levensbetekenis indachtig te zijn en om het effect te laten hebben in je leven; door trouw te zijn engageer je je met het evenement; deze trouw is onvermijdelijk noch noodzakelijk, maar een keuze (je kunt ook verraad plegen aan een evenement, door er niet trouw aan te zijn);
. door trouw te zijn aan een evenement ontrolt zich een waarheidsproces dat het alledaagse in een nieuw licht zet en dat maakt dat we onze opinies moeten herzien; onze dagelijkse beleving en duidingen worden als het ware herschreven in het perspectief van dat evenement.
(Boeiend hoe Badiou op deze manier een nieuwe invulling geeft aan ‘waarheid’: gelieerd aan een ingrijpende gebeurtenis, en contrasterend met weetjes en meningen. Zoals het evenement de dagelijkse gang van zaken doorbreekt, zo maakt waarheid onvanzelfsprekend wat we gewoonlijk denken en vinden. In het alledaagse is geen sprake van waarheid maar van opinies, welke functioneren als sociaal bindmiddel. Waarheid is een gebeuren, niet een constatering.)

Hoe zouden deze noties van toepassing kunnen zijn op vieringen?

Al noemt Badiou haar niet, je kunt de kerstviering zien als een gelegenheid waarin gelovigen trouw zijn aan een oorspronkelijk en voor hen belangrijk evenement, namelijk de geboorte van Jezus. In die trouw wordt de kerstgedachte geactualiseerd: in en door de viering krijgt het evenement opnieuw betekenis voor het dagelijks leven van de gelovige.
Als niet-christen krijg ik wel iets mee van het waarom van het kerstfeest, maar de oorspronkelijke gebeurtenis - de geboorte van Jezus - is voor mij geen ijkpunt, en ik kan er dus niet trouw aan zijn. Afgelopen maandag ben ik naar de kerkelijke viering op kerstavond geweest. Er werden dit keer mooie liederen gezongen en ook de preek had substantie. De pastoor bracht de kerstboodschap in verband met allerlei actualiteiten; de ‘goede boodschap’ had een kritische toon. Toch was de kerkelijke viering voor mij niet meer dan een combinatie van esthetica, goede intenties en een moment van bezinning. Een christen zal er zeker meer aan hebben beleefd.
Hetzelfde gold voor de zelfgeorganiseerde feestelijkheden. Eerste kerstdag een etentje bij vrienden, en tweede kerstdag een alternatief feestje bij ons in huis, met zo’n vijfentwintig gasten, onder het motto ‘Oh No, Not Another Christmas Party’ (zoals ook in voorgaande jaren; een kleine traditie dus). Allebei leuk en gezellig, maar het had niets met de kerstgedachte te maken. Kerst was slechts aanleiding om iets feestelijks te doen.
Kennelijk is er pas sprake van een viering wanneer de oorspronkelijke gebeurtenis die wordt gevierd werkelijk iets voor de feestganger betekent, oftewel: een evenement voor hem is waaraan hij trouw wil zijn.

Kun je iets soortgelijks zeggen over het vieren van een 70ste verjaardag? Een geboorte is zeker te beschouwen als een gebeurtenis die de dagelijks gang van zaken doorbreekt, niet alleen voor de familie waarin de betreffende persoon wordt geboren, maar post rem wellicht ook voor de jarige zelf: zich verheugend over het feit van zijn eigen geboorte en over zijn in leven zijn. En anderen vieren de verjaardag vanwege de betekenis die het leven van de jarige in hun leven heeft. (Er is uiteraard een verschil in beleving en betekenis. Het kan niet anders of het leven van de 70-jarige betekent voor zijn dochter iets anders dan voor haar partner die de jarige nog maar enkele jaren kent.)

Wat betreft een huwelijk: het kan worden beschouwd als een zelfgecreëerd evenement. Het huwelijk is een insnede in het leven van de huwenden: er is onmiskenbaar een vóór en ná de echtverbintenis, zeker in traditionele context. De bruiloftsviering kan worden beschouwd als de eerste gelegenheid waarin trouw wordt betoond aan het evenement van de huwelijksvoltrekking. Elke verjaardag van het huwelijk is een gelegenheid om de trouw aan het evenement opnieuw te tonen en te herbevestigen. En een zoveel-jarig huwelijksfeest (zoals het 50-jarige van mijn ouders) doet dit bij uitstek, door ook anderen erin te betrekken: allen die direct en indirect betrokkenen zijn bij het oorspronkelijke evenement (kinderen, kleinkinderen, familie, vrienden); het is de gelegenheid voor hen om te laten merken wat de betekenis van dat huwelijk was in hun leven.

Abstraherend zou je het volgende kunnen concluderen. In vieringen herdenken we een oorspronkelijke gebeurtenis. Door bijvoorbeeld een verjaardag te vieren betonen we ons trouw aan een evenement dat als gebeurtenis (of in zijn gevolgen) door de betrokkenen als belangrijk wordt ervaren in het eigen leven. Tijdens die vieringen is er de gelegenheid om het effect te memoreren (of te actualiseren) dat het evenement had in het leven van betrokkenen.
Wel, niet erg spectaculair, deze conclusie, maar de omweg via de noties ‘evenement’, ‘trouw’ en ‘waarheidsproces’ heeft me wel iets duidelijk gemaakt. Vieringen zijn bijzondere feesten. Het bijzondere ervan verdient aandacht. Een viering die verloopt als een gewoon feest is eigenlijk als viering mislukt.

Valt er met Oud en Nieuw ook iets te vieren, of is het gewoon feest?



30 december 2007

De taalontwikkeling van Harrie gaat zo hard dat ik het nauwelijks kan bijhouden. Over een poosje is het waarschijnlijk nog maar een kwestie van ‘nog-niet’: nog niet voluit pratend maar wel bijna. Nu bekijk ik het nog vanuit de positie van de baby die nog helemaal niets kon zeggen. Maar goed, er komt natuurlijk een tijd dat hij gewoon kan praten. Dat kan ik me nu nog nauwelijks voorstellen. (Merkwaardig woord: nog.)

Enkele opvallendheden:
. Niet alleen combineert hij steeds vaker woorden, inclusief zinnetjes die we vaak nog niet helemaal begrijpen; ook maakt hij steeds vaker verbinding tussen situaties. De telefoon gaat. ‘Oma?’, vraagt Harrie. ‘Nee, het is niet oma.’ ‘Buren?’ (We hadden hem eerder die dag een verhaaltje verteld waarin de buren een rol speelden.) Hetzelfde met de deurbel. Harrie weet al een aantal namen te noemen van degenen die zouden kunnen aanbellen. Ook kan hij zich al enige tijd iets voorstellen bij wat er gaat gebeuren op een andere plek. Bijvoorbeeld wanneer ik vrijdagochtend zeg dat we ‘naar de kindjes gaan’ (crèche), dan antwoordt hij met namen van peuters die er dan ook zullen zijn.
Voor bewustzijn komt het voor alles aan op geheugen, zo lijkt het. En dat wordt aanzienlijk uitgebreid door taal. (Of is geheugen taal?)
. Het wonderlijkst vond ik wat er afgelopen dagen gebeurde. We zitten enkele dagen in Havelte in het buitenhuisje van de moeder van mijn vriendin. De laatste keer dat we hier waren was in augustus. Harrie sprak toen nauwelijks nog een woord. Wat schetst mijn verbazing toen we het dorp binnenreden: hij herkent de plekken en noemt ze ook bij naam: ‘winkel’ (d.w.z. supermarkt), ‘bakker’, ‘zwembad’, - woorden die hij vier maanden geleden nog niet uitsprak. Of hij die woorden toen wel al wel wist, valt moeilijk te zeggen; zeker is dat hij dingen die hij toen heeft gezien herkent en ze weet te benoemen. (Bewustzijn lijkt dus niet afhankelijk van articuleerbaarheid. Anders had hij zich die plekken niet kunnen herinneren.)
. Ruim een maand geleden verzamelde mijn vriendin een lijst met woorden die Harrie al actief bezigde; dat waren er toen zo’n 150. Het zou me niet verbazen als het aantal ondertussen is verdubbeld of verdrievoudigd. Daarbij horen woorden in enkelvoud en meervoud (‘paard’, ‘paarden’), woorden als ‘groot’, ‘klein’ en ‘veel’, en tellen! Veel van de cijfers kent hij reeds, zelfs in volgorde. Of hij ze ook al koppelt aan het aantal dingen, weet ik niet. ‘Een’ en ‘twee’ weet hij te benoemen door dingen aan te wijzen. En ‘tien’ is veel, zo lijkt het. De rest volgt binnenkort waarschijnlijk.
. Verder blijf ik het opmerkelijk vinden hoe Harrie verbanden legt. We reden door de polder en zagen een windmolen, en inderdaad, Harrie wijst en zegt: ‘molen’. Kennelijk doen alleen de wieken er toe; de rest is bijzaak. Hetzelfde met een speelgoedbeestje. Ik zou zelf niet weten hoe ik het onbestemde gevaarte zou moeten noemen, behalve ‘monster’. Voor Harrie is het evenwel een ‘oli’ (oftewel: olifant), vanwege de slurf. Tja, dingen kunnen zo simpel zijn.
Waar ik me over verbaas is de abstractie die een klein kindje reeds pleegt: iets reduceren tot een enkel kenmerk en dat herkennen in allerlei verschillende dingen. Abstractie lijkt niet een eindpunt te zijn in onze mentale ontwikkeling, maar eerder het begin. (Is het een overlevingsstrategie: dingen weten te herkennen op de belangrijkste kenmerken?)
. Ook het liedjes zingen heeft zijn intrede gedaan. Hij begint er meestal zelf mee. De melodie gaat al prima, vaak ook al enkele zinnen. Met name ‘Lang zal die leven...’ en ‘Poesje mauw, kom eens gauw...’. En met dat we meezingen, breidt hij zijn tekst stukje bij beetje uit. ‘Hiep, hiep...’ Harrie: ‘hoela!’
. Humor heeft Harrie al heel lang. Hij weet om situaties te lachen en weet ook anderen aan het lachen te maken. Bijvoorbeeld door iets voor zijn gezicht te houden (zoals een doorzichtige doos) of door zich te verbergen. Verder viel mij gisteren op dat het ‘doen alsof’ zijn intrede heeft gedaan. Hij viel. Niet ernstig, maar wij schrokken. Vervolgens ging hij een paar keer doen alsof hij viel, om onze reactie uit te lokken. Voor een ouder kind geen verrassing natuurlijk, maar bij een bijna tweejarige verwonder ik me er nog over. (Is het doen alsof afhankelijk van taal?)

Ik ben benieuwd naar de volgende ontwikkelingen. Heerlijk om een peuter zo mijn wereld onvanzelfsprekend te zien maken. Het lijkt wel filosofie. Uiteraard wens ik iedereen een kind toe!

2 reacties:

  • Op 8 januari 2008 om 23:42 , Anonymous Anoniem zei...

    Beste Henk,
    Je vraagt je af of er iets ‘filosofisch’ te zeggen valt over de feesten die je in december meemaakte, en komt dan met de volgende vragen: ‘Wat is de zin ervan? Hebben die gebeurtenissen iets met elkaar gemeen? En zegt dat gemeenschappelijke iets over hun levensbetekenis?’ Zijn dit soort vragen typerend voor een filosofische benadering?
    Maxime J

     
  • Op 19 januari 2008 om 00:15 , Blogger Dries Boele zei...

    Beste Maxime,
    Je vraag was een vruchtbare. Hij heeft me lang laten nadenken, en uiteindelijk werd het antwoord zo uitgebreid dat het me beter leek om er een apart item van te maken (zie later). Kort samengevat: niet typerend, maar wel een mogelijke optie, - nog steeds.
    Henk

     

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage