Voor op mijn begrafenis (I)
Wel, om te beginnen één van mijn allerfavorietste pianostukken. Gek genoeg kennen weinigen het, terwijl het volgens mijn bescheiden mening het allerbeste pianostuk is dat ooit door een Nederlandse componist is gecreëerd. Het hoort in de wereldtoptien aller tijden!
Ik heb het pianowerk ondertussen in diverse uitvoeringen zo’n 180.000 keer gehoord, - als dat al mogelijk is, maar het komt dicht in de buurt. Veel verschillende uitvoeringen zijn er overigens niet. Het is een pianostuk voor vier spelers. Dat lijkt me niet iets dat je zomaar op de planken zet. Het vergt een geweldige inzet, schat ik zo, en een intensieve onderlinge afstemming. Bovendien, het stuk duurt enkele uren. Aan één stuk. De duur is enigszins variabel, aangezien aan de uitvoerders ruimte is gelaten om accenten te leggen: wat wel of wanneer. Dit maakt ook dat de uitvoeringen enigszins verschillend kunnen zijn.
Het stuk is een geweldenaar. Ik raak er regelmatig van in extase, en dat is soms bijna niet uit te houden, niet begrijpend hoe iemand in staat is om zoveel schoonheid aan deze wereld toe te voegen, Oh Leven, Oh Wonder!, - een onbegrip dat kenmerkend is voor alle grote kunst, wat mij betreft. Gelukkig valt niet alles te begrijpen! Wanneer zo’n kunstwerk het me weer flikt, en mijn geest totaal op drift brengt, uit het veld slaat, betreur ik het dat er op deze planeet zoveel miljoenen jaren is geleefd zonder de schoonheid van die grootse kunstwerken. Wat ben ik blij mens te zijn!
Maar terug naar het pianowerk dat vermag mijn hoofd op hol te brengen. Beschrijven kan ik het nauwelijks, behalve met wat indirecte associaties. Jaren geleden heb ik op deze muziek mijn afstudeerscriptie voor filosofie geschreven. Heeft het mijn werk beïnvloed? Ik weet het niet. Het ging over begripsvorming: dialectiek van Plato tot Hegel, - een beweging over de eeuwen. Wellicht dat het luisteren de benodigde hersengolven heeft geflexibiliseerd. Mijn wijsgerige eros kreeg er zeker vleugels door! Ik had geen cd van de muziek, ik weet niet eens of er in die tijd al cd’s bestonden. In ieder geval, ik moest het doen met cassettebandjes. De bandjes hebben het uitgehouden, gek genoeg, maar de cassetterecorder niet, die begaf het vlak na mijn afstuderen, van het alsmaar terugspoelen van enkele passages.
Het pianostuk brengt mijn geest in een bepaald ritme, en niet alleen mijn geest: allerlei lichaamsdelen beginnen onwillekeurig mee te bewegen. In een uitbundig ritme. Het stuk is serieel van opbouw: telkens wordt een thema een aantal malen herhaald, voordat, vaak met minimale wijzigingen, wordt overgegaan naar een volgende sequentie. Niet alle onderdelen zijn even spannend of extatisch, en dat is maar beter ook. Het zou niet te verdragen zijn.
Titel en creator van het stuk? Canto Ostinato van Simeon ten Holt. Ik zou zeggen, laat u meevoeren door de magie van de herhaling! Hemels getingel waarvan ik uit mijn dak ga. Kortom, het stuk is onverantwoord goed. En ik kom er absoluut mijn graf voor uit!
2 reacties:
Op 10 juli 2007 om 21:49 , Anoniem zei...
Blij dat je weer een teken van leven geeft; ik vreesde dat je blog je boven je hoofd was gegroeid. Van de religie naar de begrafenis is wel een drastische stap, maar niet onlogisch.
Maar als ik het voor het zeggen heb (als ik het moet beleven), voor jou geen Canto Ostinato, want dat is de bedoeling niet: eens erin altijd erin. Je gaat de plechtigheid niet bederven door er weer uit te ko-men. ‘Resurrexit sicut dixit’? niets daarvan.
Dat weer uit je kist kruipen – niet zo snel als jij nu voorstelt, maar op ‘De Jongste Dag’ -, is een merk-waardig onderdeel van het geloof waar ik mee opgegroeid ben. En welke troost of hoop gaat ervan uit? Ik begrijp er niets van.
Wat een gehechtheid aan dat lichaam spreekt daaruit!
Een onsterfelijke ziel en een reïncarnatie daar kan ik nog wel in komen, al geloof ik er niets van. Maar je moet mij toch gunnen dat ik dit leven in deze constellatie ten volle geleefd heb en mag afsluiten met mijn dood. Wat erna komt, zie ik eventueel dan wel weer, maar dan toch graag met ander materiaal.
Dat ik heel moeilijk in een reïncarnatie kan geloven, hangt samen met mijn overtuiging dat er geen ziel van mij is, die los kan zijn van mijn lijf. Alles wat boven mij uit stijgt, waar ik deel van ben, maar niet (helemaal) in de hand heb (of hoe je dat ook omschrijft), leeft voort na mijn dood, maar heeft mij daarbij niet nodig.
Wat een gehechtheid aan het ik spreekt uit dat gedroomde voortleven!
Maar toch… Als het zich concreet zou voordoen? De mogelijkheid om een vriend tot leven te wekken door een stukje muziek te draaien; wie zou daarvan afzien? Dat is gecompliceerd! Wat ik in het alge-meen afwijs, zou ik in een concreet geval niet nalaten. Hoe zit dat?
Wat een gehechtheid aan een vriend!
(Wat heb ik aan die stoïcijnen?)
Laat ik dus maar voor mezelf spreken: ik hoef na het einde niet meer terug; voor mij geen levenwek-kende muziek. Dat wil zeggen… Weet ik dat zeker?
Oef, hoe langer ik hierover nadenkt, hoe minder ik zeker weet.
Jan Kuijk
Op 20 juli 2007 om 09:10 , Dries Boele zei...
Waarde Jan,
Wees gerust, het graf lonkt niet, integendeel. ‘Voor op mijn begrafenis’ is een soort gedachte-experiment om na te gaan wat mij bij uitstek bevalt in het leven. Welke muziek? Welk natuurschoon? Welke kunstwerken, films, schilderijen, poëzie? Welke architectuur? Etc. En ook: welke mensen? Het is een soort eerbetoon aan het leven: waardoor en door wie laat ik mij graag inspireren? Waarvan betreur ik het te moeten achterlaten wanneer ik doodga? Veel! Ik zou het allemaal op mijn begrafenis een laatste maal willen zien, horen en meemaken. Ik hoop dan ook op een dagendurend festival!
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage