Levenskunst, filosofie & seculiere spiritualiteit/ Dries Boele

woensdag 1 april 2009

Tekstmateriaal voor filosofisch café (15-3-09): ‘Is er nog iets heilig?’

.
Tekstmateriaal voor filo-café van 15-3-2009. Onderwerp: Is er nog iets heilig?
Met citaten van Georges Bataille




Georges Bataille (1897-1962)

Het leven is wezenlijk exces.

Religiositeit is zeer complex, maar we kunnen de grondbetekenis ervan zo formuleren: in wezen vraagt religie om overtreding van de verboden.

Tegen de ascese. Het is een drogbeeld, dat een deeltje van een bloedeloos leven, niet vrolijk lachend en tegenstribbelend oog in oog met de excessen van vreugde, dat de vrijheid ontbeert, het uiterste zou bereiken – of zou veinzen bereikt te hebben. Men bereikt het uiterste in het volle bezit der middelen: er zijn overstelpte wezens voor nodig, die van geen enkele stoutmoedigheid afzien. mijn beginsel tegen de ascese luidt dat het uiterste toegankelijk is vanuit een exces, niet vanuit een gebrek.

God is niet de grens van de mens, maar de grens van de mens is goddelijk. Anders gezegd, de mens is goddelijk in de ervaring van zijn grenzen.

Het sacrale verlangt de schending van datgene waarvoor men gewoonlijk een angstig respect heeft. Zijn domein is dat van de vernietiging en de dood.

Van begin af aan liep het gevoel voor het sacrale principieel het risico om, meer dan de ervaring, een nostalgisch karakter aan te nemen. Wij kunnen slechts binnen een smalle afbakening spreken over datgene wat we vandaag voor het sacrale houden: indien we denken aan verdwenen beschavingen of aan beschavingen die onder onze ogen aan het verdwijnen zijn, dan zoeken we in feite naar een verloren goed,

Het sacrale mag niet worden beperkt tot de ver van ons verwijderde ervaring van de archaïsche of primitieve mens, en nog minder mag het (voor zover het ons betreft) beperkt worden tot de ervaring van de ‘godsdiensten der openbaring’. Om godsdienst zitten wij in het geheel niet verlegen: de wereld waarin we leven is nog immer ten diepste doordrenkt van het sacrale.

Het wordt tijd te erkennen dat de nostalgie van het sacrale noodzakelijkerwijs nergens toe leidt, dat ze op een dwaalspoor brengt: wat aan de huidige wereld ontbreekt is het aanbieden van verleidelijke verzoekingen.

Wanneer wij de zin voor het heilige niet meer bezitten, dan is dat doordat we bang zijn. We zoeken niet langer geestdrift of roes, maar zekerheid en gemak. Eigenlijk zouden we willen leven alsof de dood al niet meer bestond, alsof we de wereld zouden kunnen reduceren tot doelmatige arbeid en gemak. We hebben ons verwijderd van de poëzie, haar gestolde gewelddadigheden storen ons. We hebben ons er toe beperkt heimelijk een angst te laten gisten die we niet meer meester zijn en die verholen in ons heerst als een aanhoudende buikpijn. Ondanks de brandstapel zochten de heksen ontzetting in de sabbat: zij gaven de voorkeur aan hun waanzinnige extase boven een verzekerd en kalm bestaan. Wij tegenwoordig geven de voorkeur aan ongestoorde rust. Alleen hebben we uiteindelijk het een noch het ander.

De studie van het sacrale verschaft ons een gevoel van een onoplosbare moeilijkheid en van een doem die op de mens drukt. Zonder het sacrale ontsnappen de totaliteit en de volheid van het zijn aan de mens: hij zou in dat geval niet meer zijn dan een incompleet mens.

De arbeid heeft de tegenstelling doen ontstaan tussen de heilige en de profane wereld. Daaruit kwamen de verboden voort die de mens instelde als zijn afwijzing van de natuur. Anderzijds bepaalde de grens die om de wereld van de arbeid getrokken werd, die de verboden stabiliseerden en in de strijd tegen de natuur in stand hielden, de heilige wereld als haar tegendeel. De heilige wereld is in zekere zin slechts de natuurlijke wereld die is blijven bestaan voorzover deze niet helemaal aan de orde die door de arbeid was ingesteld, dat wil zeggen de profane orde, onderworpen kan worden.

Door het instellen van verboden scheidde de mens zich af van het dier. Hij probeerde te ontsnappen aan het buitensporige spel van de dood en van de voortplanting (van de gewelddadigheid), aan de macht waaraan het dier geheel en al is overgeleverd. Maar toen de mens als tweede stap deze verboden ging overtreden, kwam hij weer dichter bij het dier te staan. Hij zag in het dier dat wat aan de regel van het gebod ontsnapt, wat vatbaar blijft voor de gewelddadigheid (voor de buitensporigheid) waardoor de wereld van de dood en de voortplanting wordt beheerst.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage